...
Blijvend grasland past goed in de biologische bedrijfsvoering, omdat het leidt tot meer biodiversiteit en tot meer opbouw van organische stof in de bodem. Het organische stofgehalte van de bodem onder blijvend grasland stijgt met 2 a 3% per 10 jaar. , en kan oplopen tot 6 a 7% op zandgrond en 12 a 20% op kleigrond. Dit leidt tot een hoge productiviteit en weerbaarheid, met name ook tegen te natte en te droge omstandigheden (betere structuur en sponswerking). De samenstelling van het gras verandert op den duur, waarbij ook de minder productieve grassoorten een plaats krijgen in de grasmat. Dit kan passen in meer biodiversiteit en een groter aandeel ruwvoer in het rantsoen. Het aandeel minder geschikte grassen en onkruiden kan echter ook te hoog worden. Dit kan wel worden verbeterd met doorzaaien.
Veel boeren hebben ook een deel tijdelijk grasland, dus grasland dat uiterlijk in het vijfde jaar weer wordt gescheurd. Daarvoor hebben ze meerdere redenen. Tegenover de voordelen van blijvend grasland staan ook nadelen, waaronder een geleidelijk minder gunstige samenstelling van het gras- en kruidenbestand, en het handhaven van een voldoende aandeel klavers is vaak moeilijk. Tijdelijk grasland heeft vooral in de eerste jaren een hoge opbrengst, maakt een hoog aandeel klavers en gunstige kruiden mogelijk en maakt afwisseling met teelt van voedergewassen (mais e.a.) en hoger salderende akkerbouw-gewassen (b.v. pootaardappelen) mogelijk. Daar staat een groter verlies van nutriënten en van organische stof tegenover.
- In de praktijk kan een combinatie van blijvend en tijdelijk grasland optimaal zijn. Nick van Eekeren (Louis Bolk Instituut) stelt een 60-20-20 - systeem voor: 60% blijvend grasland, 20% grasklaver en 20% voedergewas (snijmais) in rotatie. Dat betekent twee a drie jaar grasklaver (= tijdelijk grasland), scheuren en omwisselen met twee a drie jaar bouwland voor voedergewassen (snijmais, maar dat kan ook - deels - een ander voedergewas zijn
...
- ). Het voedergewas wordt dan geheel of gedeeltelijk bemest met de ondergewerkte grasklaver. Je kunt in de praktijk ook een andere verhouding tussen blijvend grasland en bouwland/tijdelijk grasland kiezen, afhankelijk van de bedrijfssituatie (verkaveling, behoefte aan huiskavel/standweide e.d.).
- Als je samenwerkt met een
...
- akkerbouwbedrijf kan een (deel van) het tijdelijk grasland ook op dat bedrijf zijn: de akkerbouwer neemt dan grasklaver op in de gewasopvolging en levert dit aan de veehouder, in ruil voor mest, de nalevering van N uit de gras/klaver en de waarde als rustgewas. Ook is
...
- grondruil mogelijk: een deel van het eigen bouwland beschikbaar te stellen aan de akkerbouwer, bij voorbeeld voor de teelt van pootaardappelen, in ruil voor grasklaver op het bedrijf van de akkerbouwer.
Voor het scheuren van tijdelijk grasland gelden strikte regels, die nog weer verschillen per grondsoort. Zie hiervoor de RVO-pagina Grasland scheuren in de Verdieping.
...