Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Op alle gronden is sprake van uitmijning van sporenelementen als gevolg van de langjarige eenzijdige bemesting met NPK. Aanvulling met b.v. gesteentemelen kan grote voordelen hebben, ook voor de gezondheid van het vee, maar op dit punt moet nog veel worden onderzocht. Een mogelijkheid is instrooien van gesteentemeel in de stal om vocht te absorberen, zodat de koeien droger blijven (hiervoor wordt ook wel kalk gebruikt, maar dat leidt tot een versnelde afbraak van de mest). Mogelijk leidt dit ook tot een verminderde uitstoot van NH3 (door snelle binding van urine). Het gesteentemeel wordt dan met de mest verspreid en op het land verder afgebroken, waarbij de sporenelementen vrijkomen.

Bedrijfsdoel: weidevogelbeheer, later bemesten, voorweiden

Ook het bedrijfstype en bedrijfsdoel leiden tot keuzes w.b. bemesting. Boeren die b.v. aan agrarisch natuurbeheer doen of meer natuurinclusief willen werken kunnen andere keuzes maken dan boeren die vooral optimaliseren op de grasproductie en de productie per koe/geit. Wie weidevogels meer kansen wil geven kan b.v. kiezen voor niet of licht bemesten voor de eerste snede (met het oog op een wat opener grasmat en een latere maaidatum) en inzetten op een zwaardere tweede snede. Gebruik van ruige, strorijke, mest is goed voor de vogels en leidt tot meer ‘begeleidende’ en ‘functionele’ agro-biodiversiteit.

Niet of matig bemesten voor de eerste snede kan met name een goede strategie zijn op graspercelen met een beheerspakket voor weidevogels  (agrarisch weidevogelbeheer). Om de kuikens van weidevogels een kans te geven mag er dan niet eerder dan 1, 8 of 15 juni gemaaid worden (uitgestelde maaidatum). Indien het perceel wel voor de eerste snede wordt bemest geeft dat een zwaar gewas, dat na het maaien een zgn. holle zode achterlaat. Het gewonnen gras is bovendien van matige kwaliteit (deels uitgebloeid, matig verteerbaar en eiwit-arm). Uit onderzoek blijkt dat niet bemesten voor de eerste snede maar voor de tweede snede over het totale seizoen uiteindelijk ongeveer evenveel gewonnen gras oplevert; er wordt minder matig verteerbaar gras gewonnen uit de eerste snede (met uitgestelde maaidatum) en meer, beter verteerbaar, gras uit de tweede snede.

Een variant hierop is het zgn. voorweiden. Het perceel wordt dan beweid tot  1 of 8 mei, en daarna met rust gelaten tot de uitgestelde maaidatum. De opbrengt van de eerste snede is dan duidelijk lager, maar dit wordt goedgemaakt door de directe voederopname tijdens het voorweiden. De eerste snede wordt na het voorweiden minder zwaar en dicht, er ontstaat geen holle zode en de graszode herstelt zich sneller na het maaien. Dit zou een oplossing kunnen zijn indien wordt gekozen voor een vroege bemesting met ruige strorijke mest (met voodelen voor ook de weidevogels: zie boven).

Uitrijden mest

Er gelden regels voor het uitrijden van mest die ook voor biologisch grasland gelden. Uitgangspunt is 'emissie-arm uitrijden'. Zie hiervoor de RVO-pagina over mest uitrijden in de Verdieping. Kort samengevat:

...