Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

Zwingelklodden (ook ‘lokken, zwingelwerk’ genoemd) worden gebruikt voor het maken van dikkere garens (ook ‘werkgarens’ genoemd) met een droogspinproces. Het baseert zich op dezelfde principes als die van het voorspinnen Scutching tow is used for making coarser yarns with a dry spinning process. Dry spinning is based on the same principles as making roving yarn (§7.1.4), echter gebruikmakend van fijnere vleugel, spil en huls. Voor het spinnen worden de zwingelklodden evenals lange vezels gekamd, tot band gemaakt en verstrekt en gedubbeld. Met zwingelklodden kunnen garens met een fijnheid van Nm 3 tot 7 gesponnen worden.

De achtereenvolgende stappen zijn (Schema):

  • Mengplan opstellen van de balen gezwingelde vezels.

  • Rolkaarde: De vezels worden door de scherpe naalden van het kaardbeslag gesplitst en tot een kaardlont verwerkt. De scheven die nog aan de vezels zaten en de te korte vezels ‘vallen uit de hoofdstroom van vezels’ en worden in de stofkelder onder de grote kaardetrommel opgevangen.

  • Uitrekking: de vezels worden evenwijdig gelegd.

  • Kammachine: De vezels worden nog verder parallel gelegd tot ‘kamband’. De productie bedraagt ongeveer 8 kg/uur waarbij er een verlies is van 20% ‘kammelingen’.

  • Rekbank: De kamband wordt gedubbeld en verstrekt waarmee kaardeband (‘kaardlont’) wordt verkregen dat in een ronddraaiende ton wordt opgevangen. Bij de achtereenvolgende 3 à 4 doorgangen (‘passages’) wordt telkens een kleiner aantal verdubbelingen toegepast en ook het kammenveld is bij elke doorgang fijner, alsook het afgeleverde kaardeband (‘lont’).

  • Droogspinnen: Gebaseerd op de principes van voorspinnen, maar met een fijnere vleugel, spil en huls.

  • Halfnat-spinnen: Het halfnat-spinnen is een bewerking die op gelijkaardige spinmachines als voor het droogspinnen uitgevoerd wordt. Het verschil is dat het voorgaren na uitrekking bevochtigd wordt door over een koperen, continu natgemaakt rolletje te lopen. Het gevormde garen wordt hierdoor gladder, maar behoudt het karakter van drooggesponnen garen.

...

Hekelklodden (‘snuit’) zijn langer en zuiverder dan zwingelklodden, en kunnen daarom verwerkt worden tot fijnere garens die iets regelmatiger en sterker zijn. Om dit te realiseren is het nodig de pectines uit de hennepvezels gedeeltelijk op te lossen zodat de elementaire vezels beter t.o.v. elkaar kunnen glijden, en waardoor fijnere garennummers kunnen worden gesponnen. Voor hekelklodden wordt dit meestal gedaan met halfnat spinnen. Met hekelkodden kunnen op deze manier garens met een fijnheid van Nm 6 tot 15 gesponnen worden.

Typische toepassingen van garens van korte vezels van de zwingellijn zijn touwen, grove / zwaardere textielweefsels. De fijnere vezels van de hekelklodden worden verwerkt in kleding, breigaren of interieurtextiel.

...

Spinners van ‘korte vezels’ (zwingelklodden en hekelsnuit)

...

but using a finer flyer, spindle and cop. Before spinning, the scutching tow is combed, made into sliver and drawn and doubled, like is done for long fibres. Based on scutching tow, yarns with a fineness of Nm 3 to 7 can be spun.

The successive steps are:

  • Prepare mixing plan for bales of scutched short fibres.

  • Roller card: The fibres are split by the sharp needles of the carding machine and made into a carding sliver. The shives that were still attached to the fibres and the fibres that are too short ‘fall out of the main stream of fibres’ and are collected in the dust container under the large carding drum.

  • Drawing: The fibres are laid in parallel.

  • Comber: Extra treatment for more regular yarn. The fibres are further parallelised to form combed sliver. Production is about 8 kg/hour where there is a loss of 20% comber noils or combers.

  • Drawing frame: The combed sliver is drawn and doubled, thus obtaining carded sliver which is collected in a rotating drum. During the successive 3 to 4 passages, a smaller number of doublings is applied each time and the combing zone becomes finer at each passage, as well as delivered roving.

  • Roving frame: the slivers are further refined into wicks with a slight twist

  • Dry spinning: Based on the principle of roving preparation, but with a finer flyer, spindle and cop.

  • Semi-wet spinning: Performed on similar spinning machines as for dry spinning. The difference is that the wick is moistened after drawing by feeding it over a copper, continuously wetted roller. This water makes the formed yarn smoother but it retains the character of a dry-spun yarn.

...

Hackling tow fibres are longer and cleaner and finer than scutching tow, and can therefore be processed into finer yarns that are slightly more regular and stronger. To achieve this, it is necessary to partially dissolve the pectin from the hemp fibres so that the elemental fibres can slide better relative to each other, and thus finer yarn numbers can be spun. Hackling tow is usually semi-wet spun and yarns with a fineness of Nm 6 to 15 can be obtained.

Typical applications of yarns based on short fibres of the scutching line are ropes and coarser/heavier textile fabrics. The finer fibres of hackling tow are used in clothing, knitting yarn or upholstery.

Informatie

Spinners of 'short fibres' (scutching and hacling tow)

  • Safilin (Béthune,

...

  • France &

...

...

  • hackling tow)

  • Linificio & Canapificio Nazionale (Villa d’Almé,

...

...

  • hackling tow)

  • Cavvas (Cluj,

...

  • Utexbel (Ronse,

...