De koninklijke weg voor het maken van textiel uit hennep is het ontsluiten van een lange vezel, die eventueel ingekort kan worden om te kunnen spinnen in combinatie met wol of katoen. Een alternatieve route is het verwerken van de hennepplant op een manier dat er viscose van gemaakt kan worden. Viscose is de gebruikelijke naam, en behoort met acetaatThe most elegant route for making textiles from hemp is using the long fibre, which may be shortened for spinning in combination with wool or cotton. An alternative route is to process the hemp plant in a way that viscose can be made from it. Viscose is the common name, and together with acetate, rayon, modal, supra en lyocell tot de familie van de kunstzijdes of kunstvezels, of preciezer tot de cellulose vezels; in het engels ‘man made cellulosic fibres’.
Viscose wordt gemaakt van cellulose dat uit tot dusverre voornamelijk uit hout verkregen wordt. Hennep heeft een hoog gehalte cellulose, en is daardoor eveneens een geschikte grondstof voor het maken van viscose.
De cellulose wordt uit de plant gehaald door middel van pulpen, een proces dat enigszins lijkt op het maken van pulp voor papier. Bij dat proces worden lignine, hemicellulose en pectine chemisch losgemaakt van de cellulose en uit de pulp gezuiverd. De vezel wordt dan vervolgens gereinigd en gebleekt (bijvoorbeeld met enzymen) om vervolgens synthetisch gesponnen te worden tot viscose vanuit een zuurbad. De vezel kan dan als continu filament of als korte stapelvezel (ingekort naar de lengte van katoen of wol) verwerkt worden tot garen en vervolgens textiel. De eigenschappen van viscose zijn bekend en breed aanvaard bij consumenten in bijvoorbeeld dameskleding en meubelstoffen.
De prijs van viscose is circa de helft van garen op basis van lange hennepvezels. Die prijsverhouding geldt ook voor de prijs van pulp ten opzichte van hennepvezel. Toch kan de route naar viscose potentieel interessant zijn in combinatie met de productie van bloemen en zaden; met planten die minder geschikt zijn voor goede vezels; en bij een vroege of zeer late oogst van de planten. Feitelijk is de vezelproductie dan een restproduct van de bloem/zaad productie. Een voordeel is dat, anders dan bij vezelproductie, de gehele stengel verpulpt wordt ter verkrijging van cellulose voor viscose. Een verder voordeel van vroege oogst (t.b.v. bloemen) is dat het percentage lignine nog laag is, hetgeen het pulpen vergemakkelijkt.
Indien henneptextiel na gebruik en mechanische recycling te korte of te zwakke vezels heeft, kan de vezel een goede grondstof zijn voor viscose; dat wordt dan ‘chemische recycling’ genoemd.
Deze route is nog nauwelijks ontwikkeld voor andere grondstoffen dan hout. Dat komt door de hoge productievolumes bij pulpen; een pulpfabriek of een viscosefabriek heeft een productievolume van minstens 100.000 ton per jaar, een veelvoud van een gebruikelijke vezelhennep verwerkende productie-eenheid. Momenteel zijn er slechts een handvol fabrieken voor viscose productie; naar verwachting komen er wel een aantal bij de komende jaren.
Waar voorheen weinig duurzame oplosmiddelsystemen werden gebruikt is sinds enige jaren een procedé met hergebruik van oplosmiddel in een gesloten systeem ontwikkeld en in gebruik and lyocell belongs to the family of artificial silks or man-made cellulose fibres.
Viscose is made from cellulose, so far mainly obtained from wood. Hemp has a high cellulose content, which also makes it a suitable raw material for making viscose.
The cellulose is extracted from the plant by pulping, a process somewhat similar to making pulp for paper. In that process, lignin, hemicellulose and pectin are chemically separated from the cellulose and removed from the pulp. The cellulose fibre is then cleaned and bleached (e.g. with enzymes) prior to synthetically spinning into viscose from an acid bath. The viscose fibre can then be processed as a continuous filament or as a short staple fibre (shortened to the length of cotton or wool) into yarn and then textiles. The properties of viscose are well known and widely accepted by consumers in, for example, women's clothing and furnishing fabrics.
The price of viscose is about half that of yarn based on long hemp fibre. That price ratio also applies to the price of pulp relative to hemp fibre. Nevertheless, the route to viscose could potentially be interesting in combination with flower and seed production; with plants that are less suitable for extracting good quality fibres; and when the plants are harvested early or very late. In fact, fibre production is then a by-product of flower/seed production. An advantage is that, unlike for fibre production, the entire stem is pulped to obtain cellulose for viscose. A further advantage of early harvest (for flowers) is that the percentage of lignin is still low, which facilitates pulping.
If hemp fibres have become too short or weak after use and mechanical recycling, the fibre can be a good feedstock for viscose; this is then called 'chemical recycling'.
This route has hardly been developed yet for raw materials other than wood. This is because of the high production volumes in pulping; a pulp mill or a viscose mill has a production volume of at least 100,000 tonnes per year, a multiple of a usual fibre hemp processing plant. Currently, there are only a handful of viscose production mills; a few more plants are expected to be built in the coming years.
Where previously used solvent systems were not very sustainable, a process with solvent reuse in a closed system has been developed and is in use now for several years (Lenzing).