...
Biologische graslandbeheer betekent dus in grote lijnen:
Soortenrijk grasland, met meer verschillende grassoorten, niet alleen Engels raaigras, maar vaak ook diverse kruiden;
Meer klavers in het grasland;
Beweidingssystemen die passen bij de biologische bedrijfsvoering.
Alle biologische melkveehouders moeten daarbij rekening houden met een aantal uitgangspunten en regels voor de biologische landbouw.
Belangrijkste is de begrenzing op de aangevoerde N uit dierlijke mest tot 170 kg. per ha. (112 kgN/Ha voor de BD-landbouw). Deze komt bovenop het natuurlijk stikstofleverend vermogen van de bodem en de stikstofbinding en -levering door vooral klavers. Toch blijft de beschikbare N op biologische bedrijven vrijwel altijd onder de (voor alle bedrijven geldende) N-gebruiksnormen. (zie voor de gebruiksnormen N uit alle soorten mest par. 3.1.2). Het weidebeheer en de verdere bedrijfsvoering zijn dus ingesteld op een lager N-niveau en een efficiënte benutting van N. Dat betekent
Zorgen voor een voldoende aandeel klavers in het weiland. Hoeveel verschilt per grondsoort en bedrijfsdoel.
Beweidingssystemen die optimaliseren op de benutting van de productie (in DS) van het weiland.
Aandeel en werking van klavers
...
Biologische melkveehouders zoeken naar beweidingssystemen die het beste passen bij de omstandigheden (grondsoort, landschap e.d.), de regels voor biologisch (vooral: een lager bemestingsniveau) en hun bedrijf en bedrijfsdoel. De voornaamste systemen zijn
Standweiden: indeling in b.v. drie blokken, koeien staan twee a zes weken op een blok;
Omweiden: indelen in minimaal 10 blokken, na 0 (dagelijks) a 6 dagen omweiden;
Strip grazen: twee of meer keer per dag een nieuwe strook gras d.m.v. een verplaatsbare afzetting;
Kurzrasen: intensieve beweiding op één perceel gedurende het hele seizoen.
Bedrijfsomstandigheden, grondsoort en bedrijfsdoel bepalen de keuze. Overwegingen zijn onder meer:
De grasbenutting (percentage door het dier opgenomen gras ten opzichte van de geproduceerde hoeveelheid gras, in DS) is hoger in systemen met meerdaags omweiden of dagelijkse rotatie;
Omweiden en strip grazen zijn wel veel arbeidsintensiever;
Standweiden en Kurzrasen zijn beter voor het aandeel klaver;
De verkaveling van het bedrijf bepaalt ook de mogelijkheden.
Zie voor meer informatie het dossier Beweiding in de Verdieping. Optimaliseren van het beweidingssysteem voor het eigen bedrijf vergt behoorlijk wat studie, en evt. ook advies.
...
Veel boeren hebben ook een deel tijdelijk grasland, dus grasland dat uiterlijk in het vijfde jaar weer wordt gescheurd. Daarvoor hebben ze meerdere redenen. Tegenover de voordelen van blijvend grasland staan ook nadelen, waaronder een geleidelijk minder gunstige samenstelling van het gras- en kruidenbestand, en het handhaven van een voldoende aandeel klavers is vaak moeilijk. Tijdelijk grasland heeft vooral in de eerste jaren een hoge opbrengst, maakt een hoog aandeel klavers en gunstige kruiden mogelijk en maakt afwisseling met teelt van voedergewassen (mais e.a.) en hoger salderende akkerbouw-gewassen (b.v. pootaardappelen) mogelijk. Daar staat een groter verlies van nutriënten en van organische stof tegenover.
In de praktijk kan een combinatie van blijvend en tijdelijk grasland optimaal zijn. Nick van Eekeren (Louis Bolk Instituut) stelt een 60-20-20 - systeem voor: 60% blijvend grasland, 20% grasklaver en 20% voedergewas (snijmais) in rotatie. Dat betekent twee a drie jaar grasklaver (= tijdelijk grasland), scheuren en omwisselen met twee a drie jaar bouwland voor voedergewassen (snijmais, maar dat kan ook - deels - een ander voedergewas zijn). Het voedergewas wordt dan geheel of gedeeltelijk bemest met de ondergewerkte grasklaver. Je kunt in de praktijk ook een andere verhouding tussen blijvend grasland en bouwland/tijdelijk grasland kiezen, afhankelijk van de bedrijfssituatie (verkaveling, behoefte aan huiskavel/standweide e.d.).
Als je samenwerkt met een akkerbouwbedrijf kan een (deel van) het tijdelijk grasland ook op dat bedrijf zijn: de akkerbouwer neemt dan grasklaver op in de gewasopvolging en levert dit aan de veehouder, in ruil voor mest, de nalevering van N uit de gras/klaver en de waarde als rustgewas. Ook is grondruil mogelijk: een deel van het eigen bouwland beschikbaar te stellen aan de akkerbouwer, bij voorbeeld voor de teelt van pootaardappelen, in ruil voor grasklaver op het bedrijf van de akkerbouwer.
Voor het scheuren van tijdelijk grasland gelden strikte regels, die nog weer verschillen per grondsoort. Zie hiervoor de RVO-pagina Grasland scheuren in de Verdieping.
Informatie |
---|
verdiepingHeel veel verdieping is te vinden in het kennisdossier Beweiding op Groen Kennisnet. Je vindt daar:
Meer info over blijvend en tijdelijk grasland en de regels voor het scheren van grasland vind je op de RVO-pagina's Blijvend grasland en Grasland scheuren. verdieping kruidenrijk graslandHet waarom van kruidenrijk grasland, de meerwaarde ervan, wordt uitgelegd in het rapport Kruidenrijk grasland: meerwaarde voor vee, bedrijf en weidevogels . In Van gepeperd naar gekruid grasland vindt je alles over de verschillende soorten functionele kruiden in grasland. In het artikel Inzaaien van kruidenrijk grasland wordt dieper ingegaan op de verschillende typen kruidenrijk grasland en en op hoe je die inzaait en onderhoudt. Voor een praktische verdieping hiervan zie Invulling kruidenrijk grasland . |