...
Ter illustratie beschrijven we hier beknopt de ontwikkeling van de vegetatie in een natte en vochtige duinvallei (hygroserie en mesoserie). Zulke valleien kunnen ontstaan in achterduinse strandvlakten die geleidelijk geïsoleerd raken van de invloed van de zee (primaire duinvalleien), maar ze kunnen ook ontstaan in dynamische duinsystemen waar zand wordt weggeblazen tot op het niveau van het grondwater (secundaire duinvalleien). Onder verschillende omstandigheden verschillen de beginsituaties met de daarbij behorende pionierbegroeiingen, maar overal vormen zich op een bepaald moment soortenrijke zeggenbegroeiingen (zie de Afbeelding hieronder) en op den duur kustheiden, struwelen en uiteindelijk duinberkenbos (Westhoff & Van Oosten 1991).
|
Successie verloopt veelal discontinu. Een min of meer stabiele toestand in een successiereeks, die dus tijdelijk aan weinig verandering onderhevig is, noemt met een stadium. Een dergelijk stadium kan in veel gevallen als een eigen associatie worden beschouwd, gekenmerkt door een unieke soortensamenstelling. In het voorbeeld van de ontwikkeling van duinvalleien begint de successie op de plaatkwelders met een door Kwelderzegge (Carex extensa) gedomineerde begroeiing, die is beschreven als de Kwelderzegge-Associatie (Junco-Caricetum extensae). Op achterduinse strandvlakten zijn onder andere Strandduizendguldenkruid (Centaurium littorale) en Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa) opvallende soorten, die samen de naamgevers zijn van de Associatie van Strandduizendguldenkruid en Krielparnassia (Centaurio-Saginetum).
|
...
Zonneveld, I.S. (1999). De Biesbosch, een halve eeuw gevolgd. Van hennip tot netelbos en verder. De vierde dimensie van de vegetatie en de bodem van de Brabantse Biesbosch (1948-1998). Uniepers, Abcoude.