De producent leverde een verslag aan van onderzoek bij biggen (n= 144, verdeeld over 4 hokken, startgewicht rond de 32 kg), die wel of niet 0,5 % Brocacel over het voer kregen (Westendarp, 2010). De varkens zijn gehouden in groepen van 12 dieren. Bij de aanvang van het onderzoek werd er startvoer ingezet. Na 14 dagen werd overgeschakeld op een groeivoer dat tot de 36e onderzoeksdag werd verstrekt. In de eindfase (36e tot 110e dag) werd er een eindvoer gebruikt. In de proefgroep is 7,5 kg en 5,0 kg soja schroot uitgewisseld met 7,5 kg en 5,0 kg Brocacel in respectievelijk het start- en groeivoer. In de eerste 14 dagen groeide de proefgroep significant harder dan de controles. In de tweede fase was dat trendmatig en in de eindfase was de controlegroep zelfs iets beter dan de Brocacel dieren. De voederconversie was met Brocacel in alle fases beter dan die van de controles. In een andere proef van de Fachhochschule Osnabrück waarvan data zijn aangeleverd door de producent zijn 144 biggen gebruikt (startgewicht rond de 8,7 kg) en verdeeld over 4 hokken, die wel of niet 0,5 % Brocacel over het voer kregen. De dieren zijn gevolgd van dag 1 tot 51 na spenen en voeropname, voederconversie en groei zijn op verschillende punten gemeten. In de periode van 1-51 dagen was de gemiddelde groei 20,1 % bij de Brocacelgroep toegenomen ten opzichte van de controles. De gemiddelde voeropname was in deze periode 17,1 % beter. Er wordt niet aangegeven of deze toename significant was. De buitenwand van de gistcellen bestaat voornamelijk uit mannan-oligosaccharide (MOS). De zuivere moleculen van het MOS vormen lange ketens (vezel-achtige structuur) die een beschermende laag op de darmwand vormt, waardoor pathogene bacteriën niet meer kunnen hechten. Hierdoor wordt de darmstructuur verbeterd (Newman, 2007). Onderzoek naar de effecten van MOS is beschreven in de dissertatie van Che (2010). Bij in vitro en in vivo onderzoek vond hij dat na een LPS challenge alveolaire macrofagen minder TNFα produceerden en meer IL-10. In een andere studie toonde hij de effecten van MOS op de immuunrespons van biggen bij PRSSV (porcine reproductive and respiratory syndrome virus) infectie. Dit virus geeft verminderde groei en minder leucocyten in het bloed (leukopenie) en induceert ontstekingsmediatoren zoals TNFα en koorts. MOS in het voer voorkwam de leukopenie op dag 3-7 na de infectie en gaf een betere voederconversie. Bij geïnfecteerde biggen werd de koorts verminderd en ook het gehalte aan ontstekingsmediator TNFα was minder. De auteur concludeert dat MOS door zijn immuunmodulerende werking de ziekteweerstand vergroot en een te sterke immuunreactie voorkomt. |