Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Je bereikt dit door ervoor te zorgen dat de koe niet teveel eiwit binnenkrijgt in verhouding tot de energie (koolstofrijke voercomponent). Als eiwit en energie niet in balans zijn in de pens en je voert een eiwitoverschot dan leidt dit tot meer ureum  in het bloed, in de melk en in de urine. . Een hoog ureum in het bloed belast de organen van de koe zwaar en leidt dus ook tot een verminderde levensduur. Koeien die niet optimaal op de pens worden gevoerd (balans tussen onbestendige energie en onbestendig eiwit) leveren ook geen goede optimale kwaliteit (drijf)mest (zie verder par. 2.3.3). Ook de beschikbaarheid van sporenelementen speelt een rol bij het goed functioneren van de pens.

Voor een goede eiwitbenutting is niet alleen een goede samenstelling van het rantsoen nodig. De koe moet ook volledig als herkauwer kunnen functioneren. Een voldoende structuurrijk voer geeft tijdig een signaal van voldoende verzadiging: tijd om te herkauwen ! Tijdens het herkauwen heeft het speeksel een belangrijke rol bij het reguleren van de zuurtegraad in de pens (voorkomen van pensverzuring) en de herbenutting van de ureum. Dat werkt zo: bij de eiwitvertering in de pens wordt ammoniak gevormd. Dat komt voor een deel via de penswand in het bloed en wordt getransporteerd naar de lever. In de lever wordt ammoniak omgezet in ureum. Via speeksel wordt het gerecycled.  Ook het koe-comfort koecomfort heeft invloed: de koe moet een plek kunnen vinden waar zij graag gaat liggen om te herkauwen, zowel in de wei als in de stal. Hoge eisen aan dierenwelzijn betalen zich dus ook uit in een betere voer-benutting voerbenutting en dus hogere efficiëntie.

Een advies is om ook in de periode dat de koeien vers jong gras kunnen grazen aanvullend structuurrijk voer aan te bieden, zoals hooi of ruw kruidenrijk gras uit beheersgebieden. Dat dient vooral de penswerking, en daarmee de N-benutting.

Een matige voer-benutting voerbenutting is ook te zien (en te ruiken ….) aan de mest: te dun, afwijkende kleur, zichtbare voerresten in de mest. Dat wijst allemaal op een niet optimaal rantsoen met een lage N-efficiëntie. Stevige mest met een goede kleur (niet te licht, niet te donder) en met weinig onverteerde resten wijst op een goede pensvertering en dus hoge efficiëntie (zie verder par. 2.3.3 over mestkwaliteit).

...