...
Paneel | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
| ||||||
Op de bladonderzijde sneeuwwitte, gevleugelde insecten eitjes en larven met honingdauw. Bij aanraking vliegen de volwassen vliegjes op. Door saponttrekking worden de bladeren geel. Kaswittevlieg is verwant aan de blad-, dop- en schildluizen. Kaswittevlieg heeft een grote range aan waardplanten, waaronder veel groenten- en bloemisterijgewassen. De soort heeft zich in de 19e eeuw vanuit Centraal Amerika in Nederlandse kassen gevestigd. Binnen een plant is er een verdeling van stadia van de wittevlieg. De volwassen vliegen zitten bij voorkeur op de jonge bladeren bovenin de plant en zetten daar de eieren af. Alleen larven die net uit het ei zijn gekomen kunnen zich nog verplaatsen, maar niet over een grote afstand (blijven in de buurt van de restanten van het ei). De oudere larven en de poppen worden gevonden op de oudere bladeren meer onderin de plant. Wittevliegen zijn snavelinsecten, die met hun snuit voedsel uit de floëemvaten van een plant zuigen. De insecten hebben voor hun groei veel eiwitten nodig en nemen grote hoeveelheden plantensappen op. Dit sap bevat te veel suikers die snel weer worden uitgescheiden als honingdauw. De schade die kaswittevlieg aan een gewas veroorzaakt is drieledig: onttrekking van voedingsstoffen aan de plant, uitscheiding van honingdauw en overbrenging van enkele virussen zoals het Tomatentorradovirus, een quarantaine-ziekte. Naast kaswittevlieg, is er ook de tabakswittevlieg, een soort di sinds 1987 in Nederland wordt gevonden. De tabakswittevlieg is gevreesd omdat die meer dan 100 virussen over kan dragen en een meer verborgen leven leidt. De honingdauw is een voedingsbodem is voor roetdauwschimmels. Door zowel honingdauw als roetdauw vervuilt het gewas en de bloemen. In beide gevallen wordt de fotosynthese (dus de groei) en de verdamping van de planten geremd. |
...