Wittevliegen zijn lastig te bestrijden omdat zowel de eieren, de pop als het adulte stadium weinig gevoelig zijn voor gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast is er sprake van een snelle populatieontwikkeling die afhankelijk is van het gewas en de temperatuur. Toepassen van insectengaas in de luchtramen, waardoor invliegen van wittevliegen vanaf buiten verminderd wordt. Doordat het klimaat in de kas met deze maatregel negatief wordt beïnvloed, wordt deze maatregel in de praktijk weinig toegepast. Biologische bestrijding vormt de hoeksteen van het bestrijdingsbeleid en -instrumentarium in met name de bedekte vruchtgroenteteelt in Nederland. Tabakswittevlieg kan biologisch bestreden worden door het inzetten van sluipwespen of roofmijten. De larven kunnen direct worden gedood en leeggezogen door de sluipwesp (host-feeding). - Belangrijker is de parasitering: afhankelijk van de soort sluipwesp legt deze een ei onder (Eretmocerus) of in (Encarsia) een larve van de wittevlieg. De sluipwesplarve ontwikkelt zich uiteindelijk tot een nieuwe sluipwesp.
- Andere biologische bestrijdingsmethodes zijn het inzetten van roofwantsen (Macrolophus), roofmijten (A. swirskii
sluipwespen ( Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus ), roofwantsen ( Macrolophus pygmaeus ), roofmijten ( Amblydromalus limonicus , Amblyseius swirskii ), roofkevers ( Delphastus catalinae ) of bespuiting met een middelen van natuurlijke oorsprong, zoals infecterende schimmelpreparaten Botanigard, Mycotal of PreFeRal.middel op basis van de schimmel Verticillium lecanii of Beauveria bassiana - Tabakswittevlieg kan ook chemisch bestreden worden, maar ontwikkelt gemakkelijk resistentie tegen insecticiden.
|