Gebrek aan kali uit zich in verminderde lengte- en breedte-groei en een ijle gewasstand. In de zomer worden de oudste naaldpunten van onder naar het midden geelbruin m.u.v. de Picea. Bij Larix, Picea en Pseudotsuga worden bij ernstig kaligebrek in de zomer en herfst alle naalden geel. Deze naalden worden in de late herfst en winter bruin en een aantal ervan valt af. Larix laat bij kaligebrek alle naalden vallen. Bij Chamaecyparis, Thuja en andere schubconiferen wordt de schade ten gevolge van geel en bruinverkleuren het sterkst waargenomen in het gedeelte van de plant, dat op het einde van het groeiseizoen in de herfst is gevormd. Kaligebrek in Juniperus uit zich per cultivar op verschillende manieren. Het is in de Juniperus squamata cultivars herkenbaar als een zilvergrijze verkleuring over de hele plant, waarbij de naaldpunten scherper zijn dan bij een gezonde plant. In het hart van de plant worden de naalden bruin en sterven af. Andere Juniperus cultivars verkleuren in de herfst bruin-groen. Bovendien sterven in het hart van de plant de groeipunten af. |