Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

Anker
boven
boven

Uittreksel
hiddentrue

De tamme kastanje (Castanea sativa) is een loofboom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae), die van nature voorkomt in het Middellandse Zeegebied. Image Removed


Image Added

  

Nederlandse naam: tamme kastanje

Botanische naam: Castanea sativa

Engelse naam: European chestnut

Taxonomy ID: 21020 

Paneel
borderStylenone
titleVoorbeeld

Image Removed
Image Added

Bron: Franz Eugen Köhler’s Medizinal-Pflanzen, Vol.III


 

Paneel
borderStylenone
titleBeschrijving

De tamme kastanje (Castanea sativa) is een loofboom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae), die van nature voorkomt in het Middellandse Zeegebied. De boom kan een hoogte bereiken van 25-35 meter. De tamme kastanje is gemakkelijk herkenbaar aan de lange, grof gezaagde lancetvormige bladeren. Deze zijn glanzend donkergroen aan de bovenzijde. De onderzijde is ietsje lichter. Na het uitlopen van de bladeren verschijnen de hoofdjesjachtige mannelijke bloemen die als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten. De vrouwelijke bloemen bevinden zich aan de basis van de katjes, omgeven door een groene, schubachtig bebladerde vruchtbeker. Kevertjes, vliegen en bijen zijn de bestuivers van de tamme kastanje. Van de mannelijke bloemen gaat een geur uit die kevers aanlokt, en op de stempel bevindt zich een zoetsmakend druppeltje nectar. Aan de rijpe vrucht blijft vaak de mannelijke, aarvormige bloeiwijze zitten. De vruchten zijn leerachtige, glanzend bruine noten. Meestal zitten er drie bijeen in een geelbruine, gestekelde, vrij grote vruchtbeker (cupola). Deze openen zich met 4 kleppen. De stekels zijn een soort afweerwapen tegen de voortijdige aanval door vogels en eekhoorns. Meerstammigheid is een bekend verschijnsel bij de tamme kastanje (Wikipedia).

Paneel
borderStylenone
titleBiologische activiteit en werking

Algehele gezondheid en productie, immuunstimulatie, digestie, lever en melkproductie. Blad en schors worden gebruikt, bevatten looistoffen en flavonoiden.

Paneel
borderStylenone
titleOrgaansystemen

Bewegingsapparaat

  •  

Conditie/prestatie

v

  •  

Geslachtsapparaat

  •  

Hart en vaatstelsel

  •  

Huid- hoeven, klauwen

  •  

Immuunsysteem

v

  •  

Lever

v

  •  

Luchtwegen

  •  

 Maagdarmkanaal

Maagdarmkanaal

v

  •  

Ogen

  •  

Omgeving

  •  

Oren

 Oren

  •  

Pens

v

  •  

Uier

  •  

Urinewegen en blaas

  •  

Paneel
borderStylenone
titleOnderzoek

Varkens

In een overzichtsartikel worden de effecten van kastanjebast beschreven (Zigger, 2006). Het voornaamste effect zou gebaseerd zijn op een betere voorziening van polyfenolen, wat in de meeste voeders ontbreekt. Het middel heeft een tweeledig effect, het vertraagt de

eiwitpassage en heeft effect op de darmflora. Dit zou kunnen leiden tot verminderde diarree, minder maagdarmproblemen, betere groei, stankreductie en beter welzijn bij biggen. Bij een proef met 96 biggen met 12 herhalingen met 1,5 en 6 % kastanje-extract door het voer werd

een positief effect op de zootechnische parameters gezien. Het eindgewicht was 2 % beter, betere dagelijkse groei en een betere vleeskwaliteit bij het slachten.  

Runderen

Effecten van tannines op de ijzeropname zijn beschreven door Lavin (2012). Invloed van tannines uit tamme kastanje in de voeding bij ossen liet zien dat deze een negatief effect hadden op het aantal Coliformen in de mest (Gutierrez-Banuelos et al., 2011).  

Konijnen 

In een ander artikel (Gai et al., 2011) wordt gesuggereerd dat kastanje-extract bij konijnen de pH in de darm moduleert waardoor de bacteriën die enteropathie veroorzaken minder goed kunnen groeien. In hun eigen onderzoek vonden ze significant minder sterfte bij de tannine groep vergeleken met controles. Onderzoek bij konijnen (Maertens and Struklec, 2006) liet in 3 verschillende proeven met respectievelijk 234, 598 en 385) gespeende konijnen effect zien van tamme kastanje extract op de mortaliteit na het spenen in een met Epizootische enteritis besmette omgeving. Een tannine verrijkt dieet werd al dan niet gevoerd aan voedsters en hun kroost vanaf dag 22 van lactatie. De jongen werden gespeend op 29 dagen en hielden het tanninerijke voer of controle voer. Over de drie proeven was de mortialiteit significant lager in proef 3 (p<0.001, trendmatig in proef 1 (p<0.54) en niet significant in proef 2. Bij sectie van controle dieren werd het typische beeld van enteropathie gezien met een dominante rol voor Clostridium spiriforme. De groei is alleen bepaald in proef 3 en was daar significant hoger voor de tanninegroep. In een ander onderzoek werden tannines vergeleken met andere additieven (Eiben et al., 2008). Hierbij werden 30 individueel gehuisveste konijnen per groep gevoerd met antibioticavrij voer met prebiotica, probiotica, zuren, gisten of tannines. Daarnaast werden 72 konijnen in groep in groepshuisvesting van 3 dieren per hok gebruikt. De groei van de dieren was significant hoger in de periode van 49 tot 63 dagen bij prebiotica (inuline) en tannine, terwijl de gezondheid goed bleef.

Onderzoek met kastanje extract bij konijnen bij hogere omgevingstemperatuur (Liu et al., 2012) liet zien dat konijnen gevoerd met 5 of 10 gram tannines /kg voer bij hoge temerpatuur van 33 graden betere groei en betere vleeskwaliteit hadden dan controles. Hiervoor werden 160 rammen (ongeveer 1134 gram, 45 dagen oud) verdeeld over 4 groepen waar ze individueel in klimaatkamers werden gehuisvest. Een groep bleef bij 20 °C. (controle), terwijl de andere 3 groepen gedurende de proef van 21 dagen bij een temperatuur van 33°C werden gehouden. De dieren kregen controlevoer en onbeperkt water en 2 groepen van 33 °C kregen 0, 5 of 10 g/kg voer aan tannines (T0, T5 en T10). De groei en voederconversie van de T0 dieren was significant minder dan bij C en T5. Ook hadden de T5 en T10 dieren minder oxidatieve stress dan T0 en het cortisol gehalte in het bloed van de T5 en T10 dieren was significant lager dan bij T0, wijzend op minder stress en meer welzijn.

 

Schapen en geiten

Tannines uit tamme kastanjes (Castanea sativa Miller) en uit quebracho (Schinopsis lorentzii) worden in het Middelandse zee gebied op grote schaal toegepast als additief in voer voor kleine herkauwers (Vasta, 2009). In vitro en in vivo onderzoek heeft consistent laten zien dat bij herkauwers gecondenseerde tannines zoals die uit quebracho de groei van de dieren verbetert, de wormbelasting verlaagt en de de ammoniak en methaan emissie vermindert bij grazende dieren (Animut et al., 2008; Getachew et al., 2008). In een overzichts artikel worden de effecten van tannines op de pensvertering besproken (Buccioni et al., 2012). Tannines hebben geen invloed op de enzymactiviteit in de pens maar veroorzaken een shift in de microbiële samenstelling van de pens. In een later artikel is gekeken naar de melksamenstelling en de pensmicrobiota bij melkschapen die naast sojaolie ook tamme kastanje of quebracho tannines (2 % <) in het dieet kregen (Buccioni et al., 2015). Hiervoor zijn 18 Comisana ooien op dag 122 ± 6 van de lactatie verdeeld over 3 groepen. De dieren kregen gesneden grashooi en krachtvoer met 84.5 gram sojabonenolie per kg en 52.8 gram bentoniet/kg (controles), controle dieet met kastanje tannine extract (CHT) of controle dieet met quebracho tanninne extract (QUE). De proef duurde 4 weken, melkgift werd dagelijks gemeten, melksamenstelling en bloedparameters wekelijks. Aan het eind van de proef zijn pensmonsters verzameld en is de pH, het vluchtige vetzuren profiel en het relatieve aandeel van Butyrivibrio fibrisolvens en Butyrivibrio proteoclasticu in de pens microbiota bepaald. Leverfunctie, melkgift en grove samenstelling van de melk werden niet beïnvloed door tannines. Wat betreft de vetzuursamenstelling van de melk waren er wel significante veranderingen in linolzuur gehalte (CHT +2.77% en QUE +9.23%), vaccenic zuur (CHT +7.07% en QUE +13.88%), pens vetzuur (CHT −1.88% en QUE +24.24%), stearine zuur (CHT + 8.71% en QUE −11.45%), en verzadigde vetzuren (CHT −0.47% en QUE −3.38%). Deze verschillen werden waarschijnlijk veroorzaakt door de gecondenseerde versus de hydrolyseerbare tannines van respectievelijk Quebracho en tamme kastanje die het microbiele metabolisme in de pens beïnvloeden. Dit werd indirect bevestigd door de veranderingen in het aandeel van B. fibrisolvens  (3 x hoger bij CHT en 5 x hoger bij QEU) en B. proteoclasticus (5 x minder bij CHT en 15 x minder bij QUE). Het effect van het kastanje dieet op de vetzuursamenstelling van de melk zat tussen de controles en de QEU in. De auteurs concluderen dat de combinatie van soja olie en tannines een manier is om de vetzuur samenstelling en zo de nutritionele waarde van de melk te moduleren. Recent onderzoek (Buccioni et al., 2017a) toonde aan dat tannines van kastanje en quebracho de biohydrogenatie van overzadigde vetzuren kan remmen door de bacterie populatie in de pens te moduleren.

Onderzoek bij grazende schapen (Buccioni et al., 2017b) is ook het effect van soja olie in het krachtvoer met tamme kastanje tannines (CHT) of Quebrach tannines (QUE) onderzocht op melksamenstelling en prestatie. Hiervoor zijn weer 18 Comisana ooien op 172 ± 6 dagen lactaties verdeeld in 3 groepen; onbeperkte weidegang met krachtvoer met 84.5 gram sojaolie/kg droge stof en 52.8 g bentoniet/kg in het controle dieet en controle dieet met 52.8 g/kg droge stof hydrolyseerbare kastanje tannines (CHET) of 52.8 g/kg droge stof quebracho gecondenseerde tannines (QUE). Na 15 dagen voorperiode duurde het experiment 4 weken. QUE en CHET hadden geen invloed op de melkproductie en samenstelling. De caseine index was significant hoger in de QUE groep. De stremmings parameters werden wel beinvloed door tanninens en was hoger bij QUE terwijl k20 bij beide tannines verhoogd was. De vetzuursamenstelling in het bloed was wel veranderd en vertoonde hogere gehaltes aan vaccenic zuur en minder stearinezuur. In de melk waren er weining veranderingen in vetzuurproefiel, waarbij pens vetzuur toenam, het sterkste bij QUE. Ook bij in vitro onderzoek bleken tannines uit tamme kastanje en quebracho de vetzuur samenstelling in de pensvloeistof te moduleren (Buccioni et al., 2011).

Paneel
borderStylenone
titleProducten die dit kruid bevatten

Globatan

Ice Mint

Gold Mint

TWILMIX-FPD

Globamax

Silvafeed Nutri P/ENC

Silvafeed Bypro

Uittreksel invoegen
KruidnaamKruidnaamnopaneltrue
Paneel
borderStylenone
titleDiersoorten

alle

Waarschuwing

title

gevaarlijk voor

 


Paneel
borderStylenone
titleLiteratuur

Animut G, Puchala R, Goetsch AL, Patra AK, Sahlu T, Varel VH and Wells J 2008. Methane emission by goats consuming diets with different levels of condensed tannins from lespedeza. Animal Feed Science and Technology 144, 212–227.

Buccioni, A., M. Decandia, S. Minieri, G. Molle, A. Cabiddu. 2012. Lipid metabolism in the rumen: New insights on lipolysis and biohydrogenation with an emphasis on the role of endogenous plant factors. Animal Feed Science and Technology 174, 1– 25.

Buccioni, A., G. Pallara, R. Pastorelli, L. Bellini, A. Cappucci, F. Mannelli, S. Minieri, V. Roscini, S. Rapaccini, M. Mele, L. Giovannetti, C. Viti, and M. Pauselli. 2017a. Effect of Dietary Chestnut or Quebracho Tannin Supplementation on Microbial Community and Fatty Acid Profile in the Rumen of Dairy wes. BioMed Research International, Volume 2017, Article ID 4969076, 12 pages

Buccioni, M. Pauselli , C. Viti, S. Minieri, G. Pallara , V. Roscini , S. Rapaccini , M. Trabalza Marinucci, P. Lupi , G. Conte and M. Mele. 2015.  Milk fatty acid composition, rumen microbial population, and animal performances in response to diets rich in linoleic acid supplemented with chestnut or quebracho tannins in dairy ewes. J. Dairy Sci. 98, 145–1156.

Buccioni, A, M. Pauselli, S. Minieri, V. Roscini, F. Mannelli, S. Rapaccini, P. LupiG. Conte, A. Serra, A. Cappucci, L. Brufani, F. Ciucci, M. Mele 2017b. Chestnut or quebracho tannins in the diet of grazing ewes supplemented with soybean oil: Effects on animal performances, blood parameters and fatty acid composition of plasma and milk lipids. Small ruminant research 153, 23-30.

Buccioni, A., S. Minieri, S. Rapaccini, M. Antongiovanni and M. Mele  2011. Effect of chestnut and quebracho tannins on fatty acid profile in rumen liquid- and solid-associated bacteria: an in vitro study. Animal 5;10, 1521–1530.

Eiben Cs., Gippert T., Gódor-Surmann K., Kustos K. 2008. Feed additives as they affect the fattening performance of rabbits. 9th World Rabbit Congress – June 10-13, 2008 – Verona – Italy, chapter Nutrition and Digestive Physiology, 625-629

Gai, F., Gasco, L., Schiavone, A., Zoccarato, I. 2011. Nutritional effects of chestnut tannins in poultry and rabbit. (book chapter). In: Tannins: Types, Foods Containing, and Nutrition, 297-306.

Getachew G, PittroffW, Putnam DH, Dandekar A, Goyal S and DePeters EJ 2008. The influence of addition of gallic acid, tannic acid, or quebracho tannins to alfalfa hay on in vitro rumen fermentation and microbial protein synthesis. Animal Feed Science and Technology 140, 444–461.

Gutierrez-Banuelos, H., Pinchak, W.E., Min, B.R., Carstens, G.E., Anderson, R.C., Tedeschi, L.O., Krueger, W.K., Krueger, N.A., Lancaster, P.A., Gomez, R.R. 2011. Effects of feed-supplementation and hide-spray application of two sources of tannins on enteric and hide bacteria of feedlot cattle. J Environ Sci Health B. 46, 360-5.

Lavin, S.R. 2012. Plant phenolics and their potential role in mitigating iron overload disorder in wild animals. J Zoo Wildl Med. 43 (3 Suppl): S74-82.

Maertens L., Štruklec M. 2006. Technical note: preliminary results with a tannin extract on the performance and mortality of growing rabbits in an enteropathy infected environment. Word Rabbit Science 14, 189-192.

Vasta V, Mele M, Serra A, Scerra M, Luciano G, Lanza M and Priolo A 2009. Metabolic fate of fatty acids involved in ruminal biohydrogenation in sheep fed concentrate or herbage with or without tannins. Journal of Animal Science 87, 2674–2684.

Zigger, D. 2006. Nibbling at the chestnut tree may improve health. Feed Tech 10.8., 12-15.