Na het zwingelen volgt het hekelen, wat feitelijk een soort grof kammen is. Hierbij worden de vezels herhaaldelijk door fijne pinnen getrokken om de resterende houtachtige deeltjes te verwijderen en de fijne korte vezels (‘snuit’) te scheiden van de fijne lange vezels. Vervolgens worden de lange vezels gladgestreken, dakpansgewijs op elkaar gespreid en tot een continu lont van gehekelde vezels (‘hekelband’, ‘hekellint’, ‘hekellont’) verwerkt. Dit hekelband krijgt een kleine twist om de samenhang te bewaren bij de volgende voorbereidende bewerkingen op het (ring)spinnen. De hekellonten worden tot balen (bumps) gevormd.
Scutching is followed by hackling, which is actually a kind of combing. During this process, the fibres are repeatedly pulled through fine pins to remove remaining woody particles and to separate the short fibre from the long fibres; please note that these ‘short fibres’ are longer, finer and cleaner than the short fibres obtained during scutching. Subsequently, the long fibres are levelled out, spread on top of each other and processed into a continuous sliver of hackled hanks of line fibres. This sliver is given a slight twist to maintain consistency in the following preparatory operations of the (ring) spinning. The hackled sliver is turned into bales.