Bemesters die aan deze eisen voldoen mogen gebruikt worden voor de aanwending van vloeibare mest. Voor de dunne fracties van drijfmest gelden dezelfde wettelijke regels voor het emissiearm uitrijden als voor drijfmest. Meer informatie over wetten en regels waar bemesters zich aan moeten voldoen, bijvoorbeeld de breedte van de sleufjes of het feit dat mest niet over de rand mag komen, is te vinden bij ‘bronnen en interessante links’. Binnen de verschillende technieken zijn diverse variaties mogelijk. Zo kan een zodenbemester bijvoorbeeld uitgerust zijn met sleepkouters (kleine haken) of schijfkouters (ronde schijven), zodat mest onder de zode kan worden aangebracht. Sleepkouters maken een sleuf in de grond en hebben vooral op percelen met vegetatie de neiging om te stropen, waarbij de vegetatie wordt meegesleept. De schijven van schijfkouters snijden door de vegetatie heen, waardoor ze netter werken en de sleufjes sneller sluiten. Emissies worden hiermee beperkt. |