Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

Zoals in hoofdstuk 3.1 beschreven heeft de Black Soldier Fly een uitgebreide levenscyclus. Na het eistadium, volgen 6 larvale stadia, gevolgd door een prepop-, pop- en volwassenstadium. Dit hoofdstuk beschrijft het productieproces van de larven. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt tussen oogsten voor productie of oogsten voor reproductie. In het eerste geval zijn de larven het eindproduct dat gebruikt wordt voor food, feed en non-food. In het tweede geval ontwikkelen de larven tot vliegen die zorgen voor een nieuwe generatie.

Productieproces van de larven

Het productieproces start bij de eitjes. De eitjes zijn ca. 1 mm lang en wit. Wanneer de eitjes rijpen worden ze geel met twee stippen erop. Het uitkomen van de eitjes duurt ca. 3-4 dagen wanneer er ideale omstandigheden zijn. De larven krijgen de eerste 5-7 dagen voer van hoge kwaliteit. Dit voer moet vochtig zijn, maar niet te nat. Omdat het voer in een warme omgeving het risico loopt op de groei van microben of schimmels, is het belangrijk het voer maximaal een dag voordat de eitjes uitkomen, te verstrekken.

Urgent

Goed om te weten

De eerste dagen is het voedsel vatbaar voor besmetting met andere insecten. Zorg dat andere insecten niet bij de kratten kunnen komen.

Na de eerste 5-7 dagen is het voer op en kunnen de larven verdeeld worden over meerdere kratten. De larven zijn van 0,02 mg gegroeid tot larven van 1-10 mg.

...

Omgevingscondities

De Zwarte Wapenvlieg (BSF), heeft verschillende stadia. Elk stadium heeft eigen wensen en eisen aan omgevingscondities zoals temperatuur, luchtvochtigheid en ventilatie.

Voor larven is de optimale temperatuur 27-35°C. Omdat de larven zelf warmte produceren die het substraat opwarmt, kan de omgevingstemperatuur lager zijn. Als ondergrens wordt 10-12°C aangehouden. Volwassen vliegen hebben graag een omgevingstemperatuur van 28-35°C. Ze leggen eitjes bij een temperatuur van 20-35°C. Wanneer het erg koud is, komen de eitjes niet uit.

De relatieve luchtvochtigheid is ook van belang. In een droge omgeving verpoppen niet alle poppen. Ook voor de levensduur en eiproductie is een hogere luchtvochtigheid van belang. Voor de larven is het minder van belang, omdat zij in vochtig substraat leven. Wel moet voorkomen worden dat dit substraat te snel uitdroogt. Voor alle stadia is een relatieve luchtvochtigheid van ca. 60-70% geschikt.

Ventilatie is voor zowel de BSF als voor het personeel van belang. Geproduceerde CO2 en ammoniak moet worden afgevoerd en verse O2 worden aangevoerd. Met behulp van meetapparatuur kunnen de concentratie bepaald worden en de ventilatie aangepast. Bij te hoge ammoniakconcentraties kunnen er ook aanpassingen gedaan worden aan het substraat (lagere stikstofconcentratie of lagere pH).