Rond het agrarisch bedrijf vind je verschillende soorten wilde planten, kruiden, vogels, zoogdieren, insecten.
...
De vogels die je in het akkerland aantreft, zijn vaak andere soorten dan in een weiland. Akkervogels als de grauwe kiekendief of veldleeuwerik voeden zich met wat de akker levert: muizen, insecten, granen en de veldleeuwerik in de winter granen en zaden. Weidevogels als de grutto, wulp of kievit voeden zich met regenwormen, emelten en allerlei soorten insecten, spinnen en slakjes. Bovendien broeden zij in het grasland.
Andere soorten die je rond het bedrijf tegen kunt komen zijn soorten als de boerenzwaluw, huiszwaluw, geelgors, spreeuwen of de bijna verdwenen kneu.
Wil je vogels helpen, dan moet je zorgen dat er broedgelegenheid is of voedsel. Akkerbouwers die samenwerken met de werkgroep ‘Grauwe kiekendief’ hebben bloeiende akkerranden ingezaaid zodat er meer voedsel is. Weidevogelboeren, zoals die voor ‘Weide Weelde’ werken, hebben percelen op hun land waar ze later maaien, waar ze het grondwaterpeil hoger zetten. Met de aanleg van bosjes, ruigten of houtsingels bied je voor diverse anderen boerenlandvogels broedgelegenheid en foerageermogelijkheden.
...
Erfdieren
Op het boerenerf kunnen verschillende dieren leven. Kleine zoogdieren zoals egels, wezels, spitsmuizen of zelfs ringslangen. Veel van die dieren kunnen je helpen andere dieren in toom te houden. Egels eten insecten en slakken. En spitsmuizen zijn ook insecteneters.
Wil je die dieren op je erf leefruimte bieden, dan moet je zorgen dat er gelegenheid is om te schuilen of te nestelen: rommelhoekjes, takkenrillen of – voor ringslangen – broedhopen.
Kruiden en wilde planten
In akkers, met name in granen, zag je van oudsher typische akkeronkruiden: zoals korenbloem, klaproos, bolderik, spiegelklokje. Veel van die kruiden zijn verdwenen omdat zaadleveranciers het zaad beter schonen of door de toepassing van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Dat is jammer. Niet alleen omdat het de akkers opfleurtde het landschap opfleurt, maar ook omdat deze soorten een voedselbron voor bloembezoekende insecten vormen. Veel akkervogels profiteren op hun beurt van die insecten.
Om iets van die kruidenrijkdom in het akkerland terug te brengen, kun je bloemrijke akkerranden inzaaien. Vaak worden daar soorten voor gebruikt als margriet, Phacelia, kamille, korenbloem, klaprozen. In die akkerranden vind je nuttige insecten terug zoals zweefvliegen, loopkevers en lieveheersbeestjes.
...
Bloemrijke graslanden zijn de graslanden waar je meer vindt dan Engels raaigras: pinksterbloemen, boterbloemen, rode en witte klaver. Een kruidenrijk grasland zijn belangrijke leefgebieden voor insecten en weidevogels. Een intensieve bemesting zorgt ervoor dat grassen beter groeien, dat je vaker moet maaien en dat kruiden verdwijnen. In ouder grasland, dat wat extensiever beheerd wordt, zie je vaak meer kruiden. Je kunt het grasland wat bijvoorbeeld wat biodiverser maken door een mengsel van gras en rode klaver in te zaaien. Rode klaver, dat een stikstofbinder is, heeft door het hogere eiwitgehalte een goede voederwaarde voor vee.
Erfdieren
Op het boerenerf kunnen verschillende dieren leven. Kleine zoogdieren zoals egels, wezels, spitsmuizen of zelfs ringslangen. Veel van die dieren kunnen je helpen andere dieren in toom te houden. Egels eten insecten en slakken. En spitsmuizen zijn ook insecteneters.
Wil je die dieren op je erf leefruimte bieden, dan moet je zorgen dat er gelegenheid is om te schuilen of te nestelen: rommelhoekjes, takkenrillen of – voor ringslangen – broedhopen.
Verder lezen:
Akkernatuur, brochure LBI 2011
Biodiversiteit als basis voor het agrarische bedrijf, rapport Louis Bolk Instituut 2016
Inspirerende voorbeelden
Filteren per label (inhoud per label) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|