...
Een gedegen kennis van de flora is een vereiste bij het maken van een opname, waarbij het niet alleen gaat om bloeiende planten maar ook om planten in andere fasen van hun ontwikkeling, van kiemplant tot afstervende individuen. Wanneer je een zo volledig mogelijke beschrijving van de onderzochte vegetatie wilt geven, is het zaak behalve de vaatplanten ook de mossen en korstmossen (cryptogamen) op naam te brengen; in sommige begroeiingen spelen die vaak zelfs de hoofdrol.
|
...
Voor het afbakenen van het proefvlak kun je gebruik maken van stokken of andere markeringen om de hoekpunten te bepalen en in het vizier te hebben. Wanneer je de opname echter wilt herhalen, later in het seizoen of in volgende jaren, moet je de hoekpunten nauwkeurig markeren, zoals in het geval vanpermanente kwadraten(PQ). Vroeger werden hiervoor vaak houten of zelfs betonnen palen gebruikt, maar tegenwoordig worden vaak ijzeren spoeltjes op de markeerpunten ingebracht, die dan bij terugkomst met een metaaldetector zijn terug te vinden. De ervaring leerde dat palen in veel gevallen toch niet duurzaam zijn, vaak omdat ze op een gegeven moment toch worden verwijderd.
|
...
Een vegetatieopname omvat twee belangrijke sets van gegevens. Allereerst de 'kop-gegevens': een beschrijving van de plek met precieze coördinaten, datum, de naam van degene die de opname heeft gemaakt, de proefvlakgrootte en de gebruikte opname-schaal. Iedere opname krijgt een uniek nummer. Bij de kopgegevens horen ook schattingen van de totale bedekking en van de bedekking en hoogte van de verschillende vegetatielagen (zie Hoofdstuk 1.3). Verder kun je in deze ‘kopgegevens’ ook informatie toevoegen over de standplaats en het beheer, waarbij zeker een eventuele hellingshoek en expositie belangrijk zijn. In het buitenland kan ook de hoogteligging relevant zijn. De tweede set aan gegevens betreft de lijst met soorten en de schatting van iedere soort, dus de mate (abundantie en bedekking) van voorkomen.
|
...
Wanneer in gradiëntsituaties eigen soorten voorkomen die in de omliggende vegetatie ontbreken, geeft dat aanleiding tot het onderkennen van eigen plantengemeenschappen. De geschiedenis van het plantensociologisch onderzoek laat zien dat dergelijke gemeenschappen van rand- en overgangsmilieus veelal pas laat onder de aandacht zijn gebracht (zie Hoofdstuk 2.3).
|
...
Paneel | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| ||||||||
Een ander gegeven dat bij het maken van een vegetatieopname gemakkelijk genoteerd kan worden, is de fenologie. Komen de planten bloeiend voor of alleen vegetatief, vormen ze zaad dan wel sporen (mossen, varens)? Ook hiervoor zijn schalen ontwikkeld en ook voor de fenologie geldt dat dit gegeven diagnostische waarden heeft. In de kopgegevens van de opname staat altijd de datum vermeld, zodat je gemakkelijk kunt afleiden in welke fenologische toestand een soort te verwachten is. Wanneer in het voorjaar een soort als Purperorchis (Orchis purpurea) alleen vegetatief aanwezig is in een opname van een Zuid-Limburgs hellingbos, zou het wel eens kunnen zijn dat het bos te dicht is gegroeid omdat het al lange tijd niet meer beheerd is.
...