Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Produceert een veebedrijf meer dan 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar dan moet het overschot worden uitgereden op biologische percelen van een ander bedrijf. Dat al deze mest is uitgereden op biologische gronden moet het afvoerende bedrijf kunnen aantonen in de administratie. SKAL stelt echter geen eisen aan een (vaste) relatie met een afnemend bedrijf en/of een ‘mestcontract’.

Wegens deze verplichting om een overschot mest te leveren voor bemesting van biologische percelen op een ander bedrijf zijn biologische boeren uitgezonderd van de zgn. mestverwerkingsplicht. Vanaf 1 januari 2025 vervalt ook de regel dat de afvoer van mest nog in hetzelfde kalenderjaar moet plaatsvinden.

Let wel: veebedrijven omvatten vaak ook een stuk teelt, namelijk van snijmais of een ander voedergewas (zie verder par. 4.4). De norm ‘maximaal 170 kgN/ha uit dierlijke mest per jaar’ geldt voor het hele bedrijf, dus inclusief het gedeelte voederteelt. Alleen wat overblijft na bemesting van grasland en de percelen voor voederteelt tot ten hoogste de norm moet worden afgevoerd.

...

Een aandachtspunt is een mogelijk tekort aan zwavel. Dit kan vooral in het vroege voorjaar een probleem zijn, na een vroege bemesting met (drijf)mest. Zie daarover een artikel in de Verdieping.

Bedrijfsdoel: weidevogelbeheer, later bemesten, voorweiden

Ook het bedrijfstype en bedrijfsdoel leiden tot keuzes w.b. bemesting. Boeren die b.v. aan agrarisch natuurbeheer doen of meer natuurinclusief willen werken kunnen andere keuzes maken dan boeren die vooral optimaliseren op de grasproductie en de productie per koe/geit. Wie weidevogels meer kansen wil geven kan b.v. kiezen voor niet of licht bemesten voor de eerste snede (met het oog op een wat opener grasmat en een latere maaidatum) en inzetten op een zwaardere tweede snede. Gebruik van ruige, strorijke, mest is goed voor de vogels en leidt tot meer ‘begeleidende’ en ‘functionele’ agro-biodiversiteit.

...

Een variant hierop is het zgn. voorweiden. Het maaiperceel wordt dan beweid tot 1 of 8 mei, en daarna met rust gelaten tot de uitgestelde maaidatum. De opbrengt van de eerste snede is dan duidelijk lager, maar dit wordt goedgemaakt door de directe voederopname tijdens het voorweiden. De eerste snede wordt na het voorweiden minder zwaar en dicht, er ontstaat geen holle zode en de graszode herstelt zich sneller na het maaien. Dit zou een oplossing kunnen zijn indien wordt gekozen voor een vroege bemesting met ruige strorijke mest. Ook dat heeft voordelen voor ook de weidevogels: zie boven.

Uitrijden mest

Er gelden regels voor het uitrijden van mest die ook voor biologisch grasland gelden. Uitgangspunt is 'emissie-arm uitrijden'. Zie hiervoor de RVO-pagina over mest uitrijden in de Verdieping. Kort samengevat:

...