Pesten, plagen, biologische bestrijding en bestuivers nemen licht waar en worden erdoor beïnvloed. Omdat middelen om curatief in te grijpen steeds minder beschikbaar zijn, wordt de invloed van o.a. het lichtspectrum op de biologie in een kas belangrijker.
Voor het bestrijden van ziekten en plagen in de kas zijn aan de ene kant het introduceren en stimuleren van de vestiging en effectiviteit van natuurlijke vijanden en antagonisten, en aan de andere kant het optimaliseren van plantweerbaarheid essentieel. Licht kan zowel een directe invloed hebben op ziekten en plagen (Figuur; route a), als een indirecte invloed via een effect op de natuurlijke vijanden/ antagonisten van ziekten en plagen (Figuur; route b) en/of de weerbaarheid van het gewas (Figuur; route c). Er mag echter niet worden aangenomen dat het gewas niet gevoelig is voor ziekten en plagen wanneer de groeiomstandigheden optimaal zijn voor de gewasgroei. Sterker nog, abiotische stressfactoren, zoals UV-straling en droogte, kunnen de afweer van het gewas tegen ziekten en plagen vaak juist verhogen (Demkura and Ballare 2012, Kruidhof et al. 2012, Mewis et al. 2012, de Bobadilla et al. 2017, Escobar-Bravo et al. 2017).
Op deze pagina lees je over de benadering voor belichtingsstrategiën voor ziekte en plaagbestrijding, en de effecten van licht. Lees meer over Plantweerbaarheid en Perceptie van licht door ziekten en plagen.
Conceptueel model voor geïntegreerde gewasmanagement
In de natuur worden plagen zowel ‘top-down’ (door biologische bestrijders) als ‘bottom-up’ (door plantweerbaarheid) gereguleerd. Wilde planten hebben vaak een sterkere afweer tegen ziektes en plagen dan gecultiveerde planten. Dit is het gevolg van de trade-off tussen groei en verdediging (Herms and Mattson 1992), waardoor bij de selectie van gewassen voor hogere productiviteit, resistentie tegen ziekten en plagen is afgenomen (Whitehead et al. 2017). Daarnaast kunnen populaties van ziekten en plagen in de natuur minder snel in omvang toenemen door de heterogeniteit van de vegetatie, en zijn er door deze heterogeniteit vaak ook meer gunstige condities voor natuurlijke vijanden dan in monoculturen van gewassen (Andow 1991, Bianchi et al. 2006).
Benadering voor belichtingstrategiën voor ziekte en plaagbestrijding
Er zijn verschillende directe en indirecte manieren waarop de bestrijding van plaaginsecten en - mijten kan worden verbeterd door de lichtomstandigheden te veranderen. Bij aanpassen van de lichtcondities in de kas moet altijd een goede afweging gemaakt worden tussen de voordelen voor biologische bestrijding enerzijds en de gevolgen voor gewasproductie en energieverbruik anderzijds.
Effecten van licht op ziekte en plagen
UV-licht
UV-A absorberend kasdek kan invlieg van plagen sterk reduceren, en hierdoor de verspreiding van virussen in het gewas reduceren, terwijl het voor de meeste natuurlijke vijanden geen negatieve gevolgen heeft op de zoekcapaciteit.
Omdat UV-A sporulering van bepaalde schimmels kan stimuleren (e.g. Botrytis), kan UV-A kasdek ook bijdragen aan bestrijding van schimmelziekten.
In de literatuur zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat UV-A licht een direct effect heeft op de fysiologie van plagen
UV-B licht kan een duidelijk direct onderdrukkend effect hebben op zowel plagen als ziekten, en een indirect effect via een verhoogde afweer van de plant.
Korte toediening van UV-B licht tijdens de nacht had onder andere een sterke onderdrukkende werking op meeldauw en spintmijt. Er zijn aanwijzingen dat plagen een omgeving met UV-B licht actief uit de weg gaan, maar er is ook een studie die aantoont dat sluipwespen (Trichogramma) juist werden aangetrokken tot een omgeving met hogere UV-B straling.
Er kunnen ook lage doseringen UV-C worden gebruikt om plantpathogenen in het gewas te onderdrukken.
Zichtbaar lichtspectrum
Rood licht kan, afhankelijk van achtergrondstraling, meeldauw in roos onderdrukken, terwijl verrood licht de sporulering van meeldauw juist kan versterken
Ook blauw licht kan een inhiberend effect hebben op sporulering van Botrytis en valse meeldauw.
Zichtbaar lichtspectrum kan een direct effect hebben op fysiologie van plagen. Zo nam de ontwikkelingstijd van een Orius roofwants met 40% toe onder monochromatisch rood licht en was er een negatief effect op de vruchtbaarheid.
De activiteit van de sluipwesp Aphidius ervi nam sterk af onder monochromatisch rood licht in vergelijking met UV licht en monochromatisch blauw en groen licht
Violet licht (405 nm) kan Orius roofwantsen aantrekken en stimuleren zonder een aantrekkende werking te hebben op wittevlieg en trips.
Zichtbaar lichtspectrum kan sterk effect hebben op afweer van de plant tegen ziekten en plagen. Zo kunnen blauw licht en hoge ratio rood-verrood licht de afweer van de plant versterken.
Onderbreking nachtperiode
Onderbreking nachtperiode met korte periode UV-B kan meeldauw onderdrukken
Onderbreking nachtperiode met geel licht kan vliegactiviteit en paringsgedrag van nacht-actieve plagen (e.g. bepaalde soorten motten (rupsen)) onderdrukken
Lichtintensiteit, lichtpolarisatie & daglengte
Combinatie van lichtintensiteit en daglengte kan sterk effect hebben op effectiviteit sluipwespen. Zo lag de parasitering van wittevlieg door de sluipwespen Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus bij korte dag en lage lichtintensiteit twee keer zo laag.
Bij lage lichtintensiteit ging ook de eileg door de roofmijt Neiseiulus cucumeris omlaag.
De meeste commercieel beschikbare natuurlijke vijanden gaan niet in echte diapauze. Wel kan daglengte invloed hebben op vruchtbaarheid en/of activiteit. Voor natuurlijke vijanden die wel in diapauze gaan, kan dit veelal door lage-intensiteit belichting tijdens de nacht (e.g. Aphidoletes aphidimyza) of door verlenging van de daglengte met monochromatisch blauw licht (e.g. Orius insiduosis) worden voorkomen.