Gewas: Sla
Wetenschappelijke naam: Nasonovia ribisnigri
Groep: Insecten
Groene slaluis |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
Alleen al in Europa komen meer dan 800 soorten bladluizen voor. Bladluizen zijn 1,5 tot 4 mm lang, zacht en peervormig en hebben een kleine kop.
Op sla kunnen diverse soorten luizen voorkomen. Vooral op luwe delen van het perceel zijn ze het eerst te vinden. Welke het meest aanwezig zijn, is afhankelijk van de soort sla en ook van het slaras en daarnaast van de tijd van het jaar. Meestal zal de groene slaluis (Nasonovia ribisnigri) het meest worden aangetroffen. De groene slaluis is lichtgeel tot appelgroen maar kan ook bruinrood zijn. De antennen en poten hebben een zwart uiteinde; de sifonen (uitsteeksels op het achterlijf) zijn middellang.
Gevleugelde exemplaren hebben een zwarte kop, een zwart borststuk en de donkere vlekken op het achterlijf zijn meer uitgesproken. Deze luis verschijnt vanaf mei en, in tegenstelling tot alle andere soorten luizen, zit deze bijna altijd in de krop. Andere luizen, die vooral aan de buitenkant van de krop of op het omblad zitten; zijn de perzikbladluis, de aardappeltopluis, de bruine slaluis en de katoenluis. De door bladluizen veroorzaakte schade varieert van vervuiling van de bladeren, overbrengen van virussen en misvorming van bladeren.
Het eitje van de bladluis overwintert in spleten van boomschors of op meerjarige planten dicht bij de bodem. In de lente wordt een vrouwtje geboren uit het eitje, het vrouwtje start een nieuwe kolonie. Vanaf dan tot in de herfst leggen de vrouwtjes geen eitjes meer, maar wel rechtstreeks nieuwe luizen. Er is geen sprake van bevruchting. In de herfst verschijnen zowel mannetjes als vrouwtjes. Na paring worden eitjes afgezet die zelfs heel strenge winters overleven. Bladluizen zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van temperatuur. Onder optimale omstandigheden is de ontwikkeling van jonge bladluizen voltooid in 6 tot 7 dagen. Een bladluis kan tussen 40 en 100 nakomelingen krijgen; 3 tot 10 per dag gedurende een paar weken. Gevleugelde exemplaren ontstaan door overbevolking, vermindering van de kwaliteit van de waardplant, temperatuur, daglengte (overwintering) en genetische factoren.
Tegen de meeste luizen is reeds een vrij hoge mate van gedeeltelijke resistentie gevonden. Tegen de groene slaluis werd in wilde slasoorten zelfs volledige resistentie gevonden. Bij volledige resistentie kan de luis zich nog wel enige dagen op dergelijke rassen handhaven, maar kan ze vrijwel geen jongen meer produceren. Momenteel beijveren Nederlandse kweekbedrijven zich om deze resistentie in de cultuursla te brengen, wat ten dele reeds gelukt is. Het probleem is echter nog dat ook andere ongunstige eigenschappen worden meegenomen.
Specifieke beheersingsmaatregelen zijn:
- Resistente rassen telen tegen Nasonovia
- Insectengaas of acryldoek toepassen
- Zaadcoating met toegelaten middel
- Als bladluizen worden waargenomen spuiten met één van de toegelaten middelen.
- Bevorder natuurlijke vijanden; zorg voor bloeiende planten waar sluipwespen, zweefvliegen en gaasvliegen door aangetrokken worden. Een gering aantal luizen bevordert de aanwezigheid van natuurlijke vijanden die dan snel ter plekke kunnen zijn wanneer zich een luizenexplosie voor doet. Ook het uitzetten van sluipwespen kan een bijdrage leveren aan het verminderen van de luizenaantasting.
- Zorg voor een evenwichtige groei van het gewas. Belangrijk hiervoor is: een goede bodemstructuur, niet te veel stikstof tegelijk, beregening in droge perioden, zorgen dat de planten snel aanslaan na het planten.