Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

Versie 1 Volgende »

In de vorige hoofdstukken hebben we geleerd dat fokprogramma’s worden opgezet om populaties genetisch te verbeteren. De genetische variatie in de kenmerken die we willen verbeteren speelt daarin een cruciale rol. Dat is ook in het vorige hoofdstuk gebleken bij het evalueren van de gerealiseerde genetische verbetering. Naast de gerealiseerde verbetering is de genetische relatie tussen de dieren in de populatie, hun onderlinge verwantschap, belangrijk. Als die verwantschap toeneemt, heeft dat gevolgen voor de selectie van de ouderdieren, want dan kunnen er in de toekomst alleen nog maar sterk verwante dieren met elkaar gepaard worden. Dan komen de effecten van inteelt te voorschijn: inteeltdepressie en erfelijke gebreken worden zichtbaar. De genetische variatie in kenmerken en de variatie in de opbouw van de stambomen is heel belangrijk in de evaluatie van een fokprogramma. Het zijn aspecten van genetische diversiteit die continue geëvalueerd moeten worden wanneer er een fokprogramma uitgevoerd wordt. De genetische variatie in kenmerken in een fokprogramma, of in een productieprogramma in het geval van een piramide structuur in de varkens- en pluimveefokkerij, beperkt zich niet tot de genetische diversiteit binnen een ras. Het kan uitgebreid worden tot de genetische variatie in de soort die benut kan worden in een fokprogramma met kruisingen van rassen. De aandacht voor de genetische diversiteit beperkt zich dus niet tot de genetische diversiteit binnen een ras, maar omvat de genetische diversiteit binnen en tussen de rassen. Daarom is het behoud van rassen belangrijk voor het behoud van de genetische diversiteit in de diersoort. In dit hoofdstuk willen we achtereenvolgens bespreken: wat is genetische diversiteit, hoe kunnen we het meten, wat is de waarde van het conserveren van rassen, het belang van de verwantschap tussen dieren bij het voorkomen van inteelt binnen een ras en hoe kunnen we onnodige toename in verwantschap tussen dieren voorkomen in een fokprogramma?

 

Bij het schrijven van dit hoofdstuk zijn twee boeken gebruikt: “Utilization and conservation of farm animal genetic resources” (redacteur Kor Oldenbroek; uitgever Wageningen Academic Publishers, 2007) en “Het fokken van rashonden” (auteurs Kor Oldenbroek en Jack Windig; uitgever Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland, 2012).

  • Geen labels