Eerst een paar factoren die de effectiviteit van mechanische onkruidbestrijding beïnvloeden. Denk hieraan bij het toepassen van iedere mechanische techniek.
De rijsnelheid bij niet-aangedreven machines bepaalt de agressiviteit van de bewerking, en daarmee het effect op het onkruid. Hoe harder er wordt gereden met niet-aangedreven mechanische onkruidbestrijding, hoe hoger de agressiviteit en de werking op het onkruid. Maar let wel; dit geldt ook voor het effect op het gewas.
Begin op tijd. Laat starten is een seizoen achter de feiten aanlopen. Onkruidbestrijding kan starten wanneer gewasrijen zichtbaar zijn en de onkruiden zijn gaan kiemen. Hoe kleiner het onkruid, hoe beter het resultaat.
Zorg voor een vlak zaaibed, wat een fijne en losse structuur heeft voor effectieve mechanische bestrijding. Let op; een te fijne structuur kan op sommige gronden (zoals dalgrond) leiden tot verstuiving, wat ook onwenselijk is.
Hoe ondieper je werkt, des te minder nieuwe zaden die kunnen ontkiemen. Bewerk daarom alleen de bovenste paar centimeter van de grond.
Wanneer mogelijk, werk bij droge omstandigheden. Drogend weer na bewerking is nog beter. Onkruiden drogen sneller uit, wat mogelijke hergroei verminderd.
Veel onkruidzaden ontkiemen door blootstelling aan licht. Het goed bedekken van de grond met een machine bij grondbewerking kan 30 tot 70% verminderde kieming van onkruid geven.
Hoe dichter je schoffelt bij het gewas, hoe groter het oppervlak dat onkruidvrij gehouden wordt. Ook intra-rij technieken (vingerwieder, torsiewieder) zijn effectiever wanneer er dichtbij het gewas geschoffeld wordt.
Een klein verlies aan planten is onvermijdelijk bij een aantal gewassen (zoals uien). Dit kan worden gecompenseerd door 2 tot 5% meer te zaaien.