Gewas: Sierteelt, snijbloemen, groentegewassen, kleinfruit
Wetenschappelijke naam: Lacanobia oleracea
Groep: Insecten
Volwassen Groenteuil (Foto Manziana (Roma), Italy) |
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
De groenteuil behoort tot de familie van de Noctuidae of nachtuiltjes en is vooral een plaag in kasgewassen, maar kan ook buiten voorkomen.
De soort is zeer polyfaag, tasten veel gewassen aan waaronder snijbloemen , maar ook veel groentegewassen en kleinfruit.
De spanwijdte van de vleugels is 30 - 40 mm. De kleur van de vleugels is roodbruin met een opvallende lichtbruine, niervormige vlek en een vagere ronde vlek. De antennen zijn lang en dun. Kop en borststuk zijn roodachtig bruin, het achterlijf is grijsbruin.
De motten vliegen `s nachts. Ze verstoppen zich in scheuren in de grond. Overdag komen ze alleen te voorschijn wanneer ze worden opgeschrikt.
De bolvormige eieren worden afgezet aan de onderkant van de bladeren. De rups heeft drie paar borstpoten, vier paar buikpoten en een paar naschuivers. Ze kunnen 50 mm lang worden. De kleur en tekening van de rups zijn variabel en afhankelijk van voedsel en ontwikkelingsstadium. In het begin zijn de rupsen glanzend groen met een opvallende gele streep aan weerszijde van het lichaam en daarboven zwarte stippen. Oudere rupsen kunnen lichtgroen tot lichtbruin en zelfs roodachtig van kleur worden.
Kort nadat ze uit het ei zijn gekomen blijven de jonge rupsen bij elkaar. Na de tweede vervelling verspreiden ze zich over de hele plant, het hele gewas. De zeer jonge rupsjes veroorzaken venstervraat, waarbij ze een dun laagje van de bovenkant van het blad laten zitten. Later vreten ze volledige gaten in de bladeren en stengels. Jonge planten kunnen volledig worden kaalgevreten. Door de uitwerpselen kan het gewas ernstig worden vervuild.
De levenscyclus van de groenteuil heeft de volgend stadia: ei, 5 of 6 larvestadia, pop en volwassen mot. De populatie bestaat uit mannetjes en vrouwtjes. In de gematigde streken, zoals Nederland, is er sprake van twee generaties per jaar, maar in kassen waar het warmere is kunnen zich meerdere generaties ontwikkelen.
Het vrouwtje begint twee tot drie dagen na de paring eieren te leggen, per vrouwtje circa 1000 in groepen van 50 tot 300. De eieren komen bij 20º C na 7 dagen uit. De rupsen zijn na 33 tot 39 dagen volgroeid. Als ze zich gaan verpoppen zoeken ze beschutte plekken op bijvoorbeeld net onder het grondoppervlak. Het popstadium neemt twee weken in beslag. De groenteuil overwintert als pop.
- Bedrijfshygiëne bij een teeltwisseling is van groot belang.
- Insectengaas in de luchtramen is zeer effectief. In de zomer kunnen geen motten van buiten de kas binnenkomen.
- Met behulp van vanglampen (lichtval) en feromoonvallen kan de aanwezigheid van motten in een kas sneller worden vastgesteld.
- Stomen van de grond doodt de daar aanwezige poppen.
- De groenteuil kan zowel chemisch als biologisch worden bestreden. Biologische bestrijders zijn sluipwespen en roofwantsen. Daarnaast kunnen bacteriepreparaten op basis van Bacillus thuringiensis worden gespoten.