Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 4 Volgende »

Gewas: Cattleya, Cymbidium, Phalaenopsis, Vanda, Epidendrum

Wetenschappelijke naam: Cymbidium mosaic virus (CymMV)

Groep: Virussen

 
 
Cymbidiummozaïekvirus: symptomen in bladerenCymbidiummozaïekvirus in Cymbidiumbloemen

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Herkenning

Door virussen ontstaan specifieke symptomen op blad en bloemen. Eenzelfde soort virus kan in orchideeën verschillende symptomen geven.

Dat kan afhangen van de cultivar, de leeftijd van de plant op het moment van infectie en de omstandigheden waaronder de plant staat.

Bij infectie met CymMV kunnen bij Cymbidium op het blad egaal verspreide chlorotische (geelgroene) vlekjes voorkomen, die in het volwassen blad overgaan in zwart necrotische (afgestorven) vlekken. In sommige rassen zijn symptomen in de bloemen waargenomen.

Bij Phalaenopsis kan CymMV vlekkerige bladeren veroorzaken, variërend van vage lichtgroene of gelige vlekken, soms kringvormig, tot plaatselijk afsterven van weefsel.

CymMV en ORSV (Odontoglossom ringspot virus) kunnen tegelijkertijd voorkomen; beide virussen kunnen ook symptoomloos voorkomen.

Levenswijze

Cymbidium-mozaïekvirus is een mechanisch overdraagbaar virus. Via sap van zieke planten kan bij alle gewashandelingen, zoals indraaien en oogsten van bloemtakken, verwijderen van (oud) blad, snoeien en overpotten, het virus worden overgedragen op gezonde planten.

Bij Phalaenopsis kan het virus zich vooral verspreiden tijdens werkzaamheden waarbij wondjes ontstaan zoals verspenen, oppotten en wijder zetten. Het grootste gevaar is dat er latent besmette planten in de kas staan die nog geen symptomen vertonen en dus niet als viruszieke plant worden herkend. Want juist vanuit deze planten kan ongemerkt het virus worden verspreid.

Verder is ook overdracht mogelijk via besmet materiaal zoals mesjes, scharen, kleding en fust. Het virus kan overblijven in gewasresten zoals bladeren, wortels en bloemen. Maar het virus kan ook overleven op oppervlakten van verschillend materiaal zoals op glas, aluminium, beton, hout en kunststof. Het virus kan ook via drainwater worden verspreid.

Het virus komt wereldwijd voor.

Maatregelen

Via een reeks van hygiëne-maatregelen kan het optreden van het virus worden beperkt:

  • Ga uit van gezond plantmateriaal; gezond materiaal kan het beste op een virusvrije plaats in de kas worden opgekweekt.
  • Bij verspenen en oppotten van jonge planten met vaste regelmaat strikte hygiëne maatregelen nemen zoals ontsmetten van de werkplek, handen en gereedschap.
  • Houd in de productiekas rekening met de werkvolgorde en begin in het schone gedeelte. Werk vervolgens altijd in één richting.
  • Controleer jonge planten regelmatig op de aanwezigheid van symptomen en raak de planten niet aan bij het controleren.
  • Om er zeker van te zijn of er virus in de plant voorkomt, is het noodzakelijk de planten te laten toetsen. Het is mogelijk om het virus via Elisa serologische toetsing te laten detecteren.
  • Zorg voor vaste ontsmettingseenheden (bijvoorbeeld ras, tafels enz.). Gebruik voor elke eenheid een apart mesje en ontsmet deze dagelijks.
  • Verwijder zieke planten en zorg ervoor dat geen herbesmetting kan plaatsvinden.

 

 

 

  • Geen labels