Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 2 Huidig »

Insecten en mijten

Licht heeft invloed op insecten en mijten:

  1. Insecten en mijten gebruiken visuele informatie voor oriëntatie en navigatie, het lokaliseren van geschikte voedselplanten, prooien en/of het vinden van een voortplantingspartner en het vermijden van predatoren.

  2. Lichtcondities beïnvloeden fysiologische processen in insecten en mijten; Waaronder de ontwikkelingstijd, overleving en vruchtbaarheid, en hebben ze een regulerende werking op de biologische klok en het optreden van diapauze.

  3. Licht beïnvloed het gedrag van insecten en mijten; vlieg- en/of loopactiviteit, vraatactiviteit, paargedrag en eileg.

Verschillende aspecten van licht, zoals de samenstelling van het lichtspectrum, de lichtintensiteit, de daglengte, de timing van lichtcondities en de positionering van de lichtbron hebben elk een unieke invloed op het gedrag en de fysiologie van insecten en mijten.

Bacteriën en schimmels

Filamenteuze schimmels onderhouden een complex regulerend netwerk van fotoreceptoren en signaaltransductie routes die hen in staat stellen om licht (kwantiteit, richting en kwaliteit) te gebruiken als een signaal om beschermende metabolieten te produceren (e.g. carotenoïden), om groei(richting) en ontwikkeling (e.g. sporenvorming) te sturen, en om de biologische klok te reguleren.

Het is duidelijk dat licht het ziektemakend vermogen van plant-pathogene bacteriën kan beïnvloeden. Processen van plant-pathogene bacteriën die onder invloed van licht staan zijn motiliteit, adhesie, biofilm formatie, resistentie tegen oxidatieve stress, productie van exopolysaccharide en/of oppervlakte-actieve stoffen, en de ontwikkeling van ziektesymptomen.

Effecten van lichtkwaliteit en -kwantiteit

UV-licht

  • UV-A absorberend kasdek kan invlieg van plagen sterk reduceren, en hierdoor de verspreiding van virussen in het gewas reduceren, terwijl het voor de meeste natuurlijke vijanden geen negatieve gevolgen heeft op de zoekcapaciteit.

  • Omdat UV-A sporulering van bepaalde schimmels kan stimuleren (e.g. Botrytis), kan UV-A kasdek ook bijdragen aan bestrijding van schimmelziekten.

  • In de literatuur zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat UV-A licht een direct effect heeft op de fysiologie van plagen.

  • UV-B licht kan een duidelijk direct onderdrukkend effect hebben op zowel plagen als ziekten, en een indirect effect via een verhoogde afweer van de plant.

  • Korte toediening van UV-B licht tijdens de nacht had onder andere een sterke onderdrukkende werking op meeldauw en spintmijt. Er zijn aanwijzingen dat plagen een omgeving met UV-B licht actief uit de weg gaan, maar er is ook een studie die aantoont dat sluipwespen (Trichogramma) juist werden aangetrokken tot een omgeving met hogere UV-B straling.

  • Er kunnen ook lage doseringen UV-C worden gebruikt om plantpathogenen in het gewas te onderdrukken.

Zichtbaar lichtspectrum

  • Rood licht kan, afhankelijk van achtergrondstraling, meeldauw in roos onderdrukken, terwijl verrood licht de sporulering van meeldauw juist kan versterken.

  • Ook blauw licht kan een inhiberend effect hebben op sporulering van Botrytis en valse meeldauw.

  • Zichtbaar lichtspectrum kan een direct effect hebben op fysiologie van plagen. Zo nam de ontwikkelingstijd van een Orius roofwants met 40% toe onder monochromatisch rood licht en was er een negatief effect op de vruchtbaarheid.

  • De activiteit van de sluipwesp Aphidius ervi nam sterk af onder monochromatisch rood licht in vergelijking met UV licht en monochromatisch blauw en groen licht.

  • Violet licht (405 nm) kan Orius roofwantsen aantrekken en stimuleren zonder een aantrekkende werking te hebben op wittevlieg en trips.

  • Zichtbaar lichtspectrum kan sterk effect hebben op afweer van de plant tegen ziekten en plagen. Zo kunnen blauw licht en hoge ratio rood-verrood licht de afweer van de plant versterken.

Onderbreking nachtperiode

  • Onderbreking nachtperiode met korte periode UV-B kan meeldauw onderdrukken.

  • Onderbreking nachtperiode met geel licht kan vliegactiviteit en paringsgedrag van nacht-actieve plagen (e.g. bepaalde soorten motten (rupsen) onderdrukken.

Lichtintensiteit, lichtpolarisatie en daglengte

  • Combinatie van lichtintensiteit en daglengte kan sterk effect hebben op effectiviteit sluipwespen. Zo lag de parasitering van wittevlieg door de sluipwespen Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus bij korte dag en lage lichtintensiteit twee keer zo laag.

  • Bij lage lichtintensiteit ging ook de eileg door de roofmijt Neiseiulus cucumeris omlaag.

  • De meeste commercieel beschikbare natuurlijke vijanden gaan niet in echte diapauze. Wel kan daglengte invloed hebben op vruchtbaarheid en/of activiteit. Voor natuurlijke vijanden die wel in diapauze gaan, kan dit veelal door lage-intensiteit belichting tijdens de nacht (e.g. Aphidoletes aphidimyza) of door verlenging van de daglengte met monochromatisch blauw licht (e.g. Orius insiduosis) worden voorkomen.

  • Geen labels