3.4. Gewasbescherming, preventie
Preventie, voorkomen, van ziekten en aantastingen in en van het gewas is het uitgangspunt voor biologische teelt. Wat ziekten betreft zijn rassenkeuze en het telen van een weerbaar gewas het belangrijkste. Een vitale bodem met een goede structuur is een belangrijke voorwaarde voor weerbaarheid. Je probeert altijd een goed evenwicht tussen plaagorganismen en natuurlijke bestrijders te handhaven.
Toch kan het gebeuren dat op enig moment een plaagorganisme de overhand krijgt in het gewas. In dat geval is het mogelijk een bestrijdingsmiddel in te zetten dat is toegestaan in de biologische teelt. Bestrijdingsmiddelen worden in de bio-teelt niet preventief gebruikt maar pas als het probleem zich voordoet: het gaat dus altijd om een noodingreep. Blijvende schade wordt zoveel mogelijk voorkomen: de inzet van het bestrijdingsmiddel is zo dat het evenwicht met de natuurlijke bestrijders zich zo snel mogelijk herstelt. Ook laten biologische bestrijdingsmiddelen geen residuen na.
Wat kun je doen om te voorkomen dat een plaagorganisme greep krijgt op je gewas ? Dat doe je met een combinatie van teelthandelingen:
hygiëne: schoon uitgangsmateriaal gebruiken, veel zorg voor de opslag en bewaarcondities. Ontsmetting van zaad en pootgoed is in de biologische teelt niet mogelijk; zaad, pootgoed en ander uitgangsmateriaal moet waar mogelijk van biologische herkomst zijn, Toch kan veel worden gedaan om de overdracht via uitgangsmaterialen te voorkomen. Voorbeelden: de strenge selectie van pootaardappelen, en de warmwater-behandeling van bloembollen om overdracht van schimmelsporen te beperken.
remmen van overdracht, vooral door voldoende afstand, in plaats en in tijd, tussen gewassen die gevoelig zijn voor hetzelfde plaagorganisme. Een plaag die ergens binnenkomt kan zich zo veel minder snel verspreiden en grote schade aanrichten. Dit is één van de redenen voor het veel ruimere teeltplan, dat biologische telers in vergelijking met de meeste gangbare aanhouden: de gewasopvolging ofwel vruchtwisseling is erop gericht de overdracht van bodemgebonden plaagorganismen naar een volgend gewas te remmen of te voorkomen. (afstand in tijd). Waar mogelijk wordt voorkomen dat gewassen die voor eenzelfde plaagorganisme gevoelig zijn naast elkaar staan (afstand in plaats). Die afstand kan nog worden vergroot door ook binnen het perceel nog variatie aan te brengen. Strokenteelt brengt veel extra barrières voor de verspreiding van plagen aan. In de experimenten met strokenteelt wordt onder meer onderzocht welke tussengewassen het meest effectief de overdracht van de ene strook met b.v. aardappelen naar de andere voorkomen. Mengteelt brengt die variatie aan door twee gewassen doorelkaar te zaaien. Zie verder par. 3.2.
handhaven van evenwicht tussen plaagorganismen en hun natuurlijke vijanden. Een ecologisch systeem tendeert altijd naar dit evenwicht, maar in een gemanipuleerd ecosysteem met relatief weinig variatie en met veel verstoringen en snelle wisseling van condities (dat is een landbouwbedrijf in feite) gaat dat niet altijd vanzelf. Veel teeltmaatregelen zijn erop gericht dit evenwicht te bevorderen of te herstellen: door gebruik van specifieke combinaties of opvolging van gewassen en door voldoende variatie (ruim teeltplan). Daarnaast bieden natuur-elementen op het bedrijf een bakermat of overlevingsplek voor bestrijders en andere nuttige organismen, zoals bestuivers. Den daarbij aan groene en bloeiende akkerranden en andere natuurelementen zoals bomenrijen en windsingels, en zelfs 'getolereerd onkruid' in het gewas: de zgn. functionele agro-biodiversiteit. De kennis over de planten die in groene en bloeiende akkerranden van belang zijn voor specifieke natuurlijke bestrijders ontwikkelt zich snel. Van belang is dat er planten in de nabijheid van het gewas zijn waarop natuurlijke bestrijders kunnen overleven in de tijd dat er geen gewas staat waarop hun prooi (het plaagorganisme) voorkomt, b.v. in de winter en het vroege voorjaar. Zo'n plantensoort wordt wel een 'Bankerplant' genoemd. Door ervoor te zorgen dat deze in de omgeving van het gewas aanwezig zijn zorg je dat de natuurlijke bestrijders al actief zijn als het plaagorganisme voor het eerst in het gewas opduikt. Omdat het kan gaan om meerjarige planten zijn hiervoor andere natuurelementen nodig dan groene akkerranden met alleen eenjarige soorten. Een voorbeeld van een bankerplant is Artemisia (zie de Verdieping).
herstel van evenwicht: het evenwicht kan ook actief worden hersteld door bestrijdende organismen in het gewas aan te brengen. Dat gebeurt vooral in de teelt onder glas (bedekte teelt), waarvoor een groot aanbod is van bestrijdende en bestuivende insecten. Die kunnen op allerlei manieren in het gewas worden gebracht (zie de Verdieping). Er zijn nu ook mogelijkheden voor de volveldse teelt.
robuuste gewassen: inzet van rassen met een hogere resistentie tegen bepaalde plaagorganismen. Veredeling van gewassen, vooral voor de biologische teelt, is voor een belangrijk deel hierop gericht. Een voorbeeld is de ontwikkeling van aardappelrassen die resistent zijn tegen Phytophthora infestans (zie Verdieping). Robuustheid van het gewas ontstaat echter ook door goede teeltmaatregelen, met name een levende en goed 'leverende' bodem en een optimaal bemestingsniveau, dat zorgt voor evenwichtige groei. Planten die teveel worden 'opgejaagd', vooral met N-bemesting, zijn duidelijk kwetsbaarder voor ziekten, maar dat geldt ook voor planten die bepaalde nutriënten tekort komen, of anderszins niet optimaal kunnen groeien (te nat, te koud, te donker, storende lagen in de bodem en onvoldoende doorworteling enz.). Goede teeltmaatregelen zijn altijd ook maatregelen die bijdragen aan een robuuster en dus minder ziektegevoelig gewas. Tot slot kan de robuustheid worden ondersteund met zgn. biostimulanten; zie hiervoor de Verdieping.
In de praktijk hebben telers te maken met een groot aantal mogelijke soorten aantasters, zoals schimmels, bacterieën, virussen, insecten, maar ook b.v. knaagdieren. Het is zaaks te leren deze tijdig te herkennen, zodat je op tijd kunt ingrijpen (of weet wat je de volgende keer anders moet doen om de aantasting te voorkomen). Heel veel info hiervoor is te vinden op de Beeldbank ziekten, plagen en onkruiden (zie bij Verdieping). Wie nieuw begint met een bepaald gewas doet er goed aan van te voren te kijken wat er zich allemaal kan voordoen, hoe je dat kunt voorkomen en wat je er, als het niet meer anders kan, aan kunt doen. Snel ingrijpen is dan namelijk heel belangrijk.
biologische middelen gewasbescherming, ‘groene middelen’
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan het toch gebeuren dat een plaag greep krijgt op het gewas, bij voorbeeld als gevolg van slechte weersomstandigheden. Als je kunt verwachten dat natuurlijke bestrijders niet meer de overhand zullen krijgen voordat echt oogstderving optreedt kun je voor bepaalde plagen terugvallen op gewasbescherming.
Voor de rol van (toegestane) bestrijdingsmiddelen in een biologisch teeltsysteem is het beeld van ‘geïntegreerde gewasbescherming’ bruikbaar: als laatste redmiddel, het ‘topje van de pyramide’ als teelttechniek, biologische bestrijding en mechanische bestrijding het niet meer redden, en de aantasting boven een bepaalde schadedrempel komt (dus nooit preventief).
Echter: in plaats van ‘chemisch’ gebruikt de bio-landbouw natuurlijke middelen. De mogelijkheden zijn daardoor wel beperkt. Dat betekent nóg meer inzetten op preventie, zorgen dat het ‘topje van de pyramide’ eigenlijk niet, of zo min mogelijk, nodig is
Biologische landbouw houdt de richtlijn aan dat er geen chemisch-synthetische middelen mogen worden gebruikt. Het is wel toegestaan een aantal middelen op natuurlijke (organische of minerale) basis te gebruiken. De meeste van deze middelen werken tegen insecten en hun larven (insecticiden). Er zijn weinig schimmelwerende middelen (fungiciden) beschikbaar (al zijn hier wel ontwikkelingen: zie Verdieping), en geen middelen tegen bodempathogenen en –parasieten. De toegestane insecticiden zijn altijd zgn. breed-spectrum (breedwerkende) middelen, Deze doden alle aanwezige insecten en larven, ook de aanwezige natuurlijke bestrijders. Deze middelen breken echter ook weer snel af, zonder residuen achter te laten; daardoor kan het evenwicht tussen plaag- en bestrijdende insecten zich sneller herstellen. Zie voor meer info de Verdieping.
Er zijn nieuwe 'groene middelen' in opkomst, die ook in de gangbare teelt gewild zijn omdat de normen voor chemische bestrijdingsmiddelen steeds strenger worden. Deze zullen ook voor de bio-teelt nieuwe mogelijkheden bieden, maar de procedures voor onderzoek en toelating gaan traag. Zie verder de Verdieping.
bodemziektes (bodempathogenen, bodemparasieten)
Aparte aandacht behoeven de ziektes en aantastingen door aan de bodem gebonden ziekteverwekkers: bodempathogenen, dus ziekteverwekkers zoals bepaalde bacterieën, schimmels en schimmelachtigen, en bodemparasieten, bepaalde soorten aaltjes. Deze kunnen veel schade aan het gewas veroorzaken. Deze ziekteverwekkers zijn vaak gewas- of soortspecifiek (komen voor op bepaalde gewassen, en op andere niet) en/of gebonden aan bepaalde grondsoorten en bepaalde bodemcondities zoals het PH. Er zijn weinig mogelijkheden voor bestrijding (ook niet in de gangbare teelt) maar wel voor preventie. Door bodempathogenen en -parasieten veroorzaakte ziektes kunnen in grote lijnen worden voorkomen door
vruchtwisseling; in essentie ervoor zorgen dat gewassen die gevoelig zijn voor dezelfde bodemziektes niet na elkaar op het veld staan. Er zijn grote verschillen in het aantal jaren dat de sporen van bepaalde bodemziektes in de grond aanwezig blijven. Dat bepaalt het aantal jaren dat tussen de teelt van hetzelfde (of nauw verwante) gewas wordt aangehouden. Inzet van tegen bepaalde bodemziektes resistente rassen (b.v. AM-resistente aardappelrassen) werkt preventief in latere jaren. In de opvolging tellen ook de groenbemesters en vanggewassen mee. Sommige groenbemesters leveren een specifieke preventie van bepaalde bepaalde bodemziektes op en kunnen daarvoor worden ingezet. Andere gewassen en groenbemesters mogen juist niet worden gecombineerd (b.v, koolsoorten en kruisbloemige groenbemesters).
gezonde bodem, toevoegen organisch materiaal: in een gezonde bodem worden bodempathogenen en -parasieten onderdrukt door andere bodemorganismen. Het bodemvoedselweb houdt zichzelf in stand en voorkomt dat plaagorganismen gaan woekeren (zie verder in hoofdstuk 2). Opbouw en onderhoud van een gezonde bodem is dus een belangrijke preventieve maatregel; niet voor niets staat de bodem centraal in de biologische teelt. Opbrengen van goede compost is een breed werkende preventiemaatregel. Ook andere teeltmaatregelen bedoeld voor een gezonde bodem werken breed-preventief: voorkomen van verdichting, voorkomen van vernatting en van natblijvende plekken op het veld, oppervlakkige grondbewerking. Het verhogen van de PH van de bodem door bekalken en/of opbrengen van gesteentemelen voorkomt ook bepaalde bodemziektes. Een goede vestiging van mycorrhizae blijkt ook van belang (symbiotische schimmels in en op de wortels van het gewas; zie verder hoofdstuk 2) .
biologische bestrijding: in een gezonde bodem zijn organismen aanwezig die bodempathogenen en -parasieten onderdrukken. Die organismen, zgn. antagonisten, kunnen ook specifiek worden ingezet als bestrijdingsmiddel. Dat is biologische bestrijding. De kennis hierover is nog in ontwikkeling. Er is nu een beperkt aantal antagonisten bekend; een deel daarvan is in Nederland toegelaten voor gebruik op de volle grond. Er wordt geëxperimenteerd met het injecteren van mycorrhiza-schimmels als preventie of bestrijding van schadelijke schimmelsoorten in de bodem (zie Verdieping).
'harde ingrepen' zijn eerder te zien als laatste maatregelen, als voorkomen niet is gelukt. Dit zijn de laatste opties die je kiest, omdat ze fors ingrijpen in de balans in de bodem. Voorbeelden zijn stomen van de grond, inundatie (tijdelijk onder water zetten) en anaerobe grondontsmetting (afdekken met plastic en zonder zuurstof laten rotten van bepaald organisch materiaal).
De kennis over bodempathogenen en -ziektes per gewas en het voorkomen daarvan is heel gedetailleerd. Omdat voorkomen zeker hier veel beter is dan genezen loont het om bij het opmaken van het teeltplan per te telen gewas uit te zoeken welke bodemgebonden ziektes op dat gewas voorkomen en welke preventie mogelijk is. Dat kan tot aanpassing van het teeltplan (met name de vruchtwisseling) en van de in te zetten groenbemesters leiden. In de Verdieping vind je het rapport Beheersing van bodempathogenen. Hierin is de beschikbare kennis te vinden per soort bodemziekte en per gewas. Specifiek voor de beheersing van parasitaire aaltjes vind je heel veel in het 'aaltjesschema'.
verdieping
Verdieping biologische middelen gewasbescherming
Een voorbeeld van een breed-spectrum insecticide (op organische basis) is pyrethrine, een extract uit Pyrethrum, een margriet-achtige uit Afrika. De natuurlijke vorm mag biologisch worden ingezet tegen insecten(larven)vraat. . De chemisch gesynthetiseerde vorm van pyrethrine, pyrethroïden uit de fabriek, mag biologisch niet worden gebruikt.
Een ander voorbeeld is Tracer, een product gewonnen uit bepaalde bacteriën. Dit middel is ook binnen de biologische landbouw omstreden, maar wordt vaak als onmisbaar gezien.
Een voorbeeld van een in de biologische teelt toegestaan niet-organisch (mineraal) middel is een minerale olie, paraffine, tegen virusverspreiding; dat wordt ook veel in de gangbare teelt van lelies gebruikt.
Alle in de biologische teelt toegestane middelen zijn opgenomen op de zgn. input-lijst van SKAL: Biologische inputlijst . Je kunt op deze lijst per soort input (categorie) en type gewasbescherming (sub-categorie) zoek of een bepaald product (producent en productnaam) op de lijst staat. Alleen producten die op deze lijst zijn opgenomen mogen worden gebruikt. Je kunt hier dus checken of een bepaald product is toegestaan in de bio-landbouw. De lijst bevat echter geen product-informatie, gebruikshandleidingen e.d.; je kunt hier ook niet zoeken op wat voor een bepaalde plaag of aantasting beschikbaar is.
Zie voor uitleg en registratie van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen SKAL-pagina voorwaarden gewasbescherming .
Over wat er gebeurt als er toch residuën van bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen: https://www.biojournaal.nl/article/9618450/hoe-gaat-skal-om-met-meldingen-van-residuen-zoals-pbo/?utm_medium=email Het artikel laat goed zien hoe de regels voor biologische bestrijdingsmiddelen uitwerken: pyrethrine mag worden gebruikt tegen plaaginsecten, pyrethroïden niet (zie hierboven). Piperonylbutoxide (PBO) mag met beiden worden toegepast als hulpstof, maar laat wel residuen achter. Alleen als die in combinatie met een residu van pyrethroïde worden gevonden is er een overtreding.
Een omstreden maar voor bio toegelaten insecticide is Tracer, een derivaat van bepaalde bacteriën. Recent was er veel te doen om de inzet dit middel tegen de suzuki-fruitvlieg, een invasieve exoot die veel schade toebrengt aan zachtfruit zoals kersen. Wegens onzorgvuldig gebruik wilde de minister de toelating van het gebruik beëindigen: https://www.biojournaal.nl/article/9620783/zonder-het-gebruik-van-tracer-zou-er-geen-bio-kersenoogst-mogelijk-zijn/ Uiteindelijk is dit verbod tijdelijk teruggedraaid: https://www.biojournaal.nl/article/9623049/ministerie-van-lnv-verleent-nog-eenmaal-vrijstelling-voor-exirel-en-tracer-in-kersenteelt/?utm_medium=email .
Verdieping kennis van ziekten en plagen en mogelijke bestrijding
Heel veel informatie vind je op de Beeldenbank Ziekten, plagen en onkruiden . Hier kun je ziekten en plagen zoeken op naam (alfabet) maar ook per gewas. Van alle aantastingen vind je foto's om ze te kunnen herkennen. Per ziekte of plaag worden aanwijzingen gegeven over bestrijding (soms specifiek biologisch. Let op: niet alle aanbevolen middelen zijn in de biologische teelt toegestaan. Zoek in geval van twijfel op de Biologische inputlijst van SKAL). De site bevat ook info over inzet van natuurlijke vijanden.
Heel veel lesmateriaal over plantgezondheid vind je in het dossier leermateriaal plantgezondheid op groen kennisnet. Hier is evenwel weinig bij dat specifiek over biologische teelt gaat.
Over nieuwe ontwikkelingen in biologische bestrijding artikel Hoger niveau biologische gewasbescherming
Over bestrijding van de Suzuki fruitvlieg met behulp van lokstoffen: brochure Suzuki Trap . Een andere ontwikkeling is het gebruik van feromonen tegen fruitmot: https://www.rtvnoord.nl/natuur/1158978/appelkweker-zet-seksluchtje-in-voor-betere-oogst .
Verdieping preventie en inzet van natuurlijke bestrijders
In dit webinar natuurlijke plaagonderdrukking leer je heel veel over hoe natuurlijke plaagonderdrukking werkt en hoe je die optimaal kunt inzetten in je teeltsysteem.
Zie voor een algemeen overzicht de pagina Natuurlijke vijanden database (A-Z) op de Beeldbank. Je kunt op soort natuurlijke vijand zoeken, met duidelijke beelden en info over toepassing.
brochure Plaaginsecten en natuurlijke vijanden in de aardappelteelt
Over Artemisia als bankerplant .
Veel info is te vinden op de site van leverancier van biologische bestrijders Koppert Biological Systems.
In dit artikel vind je heel veel over de noodzaak van natuurlijke plaagbestrijding, met name voor behoud van biodiversiteit, en over de mogelijkheden daarvoor: https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?utm_source=newsletter&utm_medium=e-mail&utm_campaign=user-mailing&msg=30416
Verdieping preventie/bestrijding van schimmels
Echte fungiciden zijn in de bio-teelt niet beschikbaar, maar er komen wel steeds meer middelen beschikbaar op het grensvlak van bestrijding en bio-stimulant. Voorbeelden zijn https://www.syngenta.nl/ravibis/wat-is-het tegen echte meeldauw en https://www.syngenta.nl/taegro tegen echte meeldauw en botrytis (let op: info van commerciële aanbieder).
Verdieping preventie en bestrijding van bodemziektes (bodempathogenen)
Heel veel kennis over preventie van bodemziektes is te vinden in het rapport Beheersing van bodempathogenen door bodemgezondheidsmaatregelen . Hierin zijn per (akkerbouw)gewas de beschikbare informatie over bodempathogenen en bodemparasieten en de preventie ervan samengevat. Het meeste is direct bruikbaar in de biologische teelt.
Deze kennis wordt heel handig ontsloten in een online Tool: Gezondgewastool . Hierin kun je een bepaalde bodemziekte (bodempathogeen of bodemparasiet) koppelen aan een bodembewerking of bodemgezondheidsmaatregel, en meteen zien of deze effectief is tegen die bodemziekte. Alle maatregelen zijn ook toepasbaar in de biologische teelt. Bij iedere koppeling ziekte/maatregel zit een toelichtende tekst over de betreffende bodemziekte en de werking van de specifieke maatregel(en) ertegen.
Heel veel over over parasitaire aaltjes en de preventie en bestrijding ervan is te vinden in het aaltjesschema . Dit artikel gaat specifiek over de beheersing van wortelknobbelaaltjes .
Een interessant experiment laat een flink effect zien van het injecteren van mycorrhiza-schimmels in door schadelijke schimmels aangetaste bodems in de maisteelt: https://www.biojournaal.nl/article/9582311/een-inenting-voor-gezonde-akkers/?utm_medium=email .
Met een goede keuze van groenbemester kan veel worden gedaan aan het voorkomen en onderdrukken van bodempathogenen. Daarover gaat het artikel Groenbemesters belangrijk bij beheersing van bodemziekten . Dit verwijst onder meer naar het handboek https://www.groenbemesterkeuzewijzer.nl/ . Dat helpt om voor verschillende doelen, waaronder onderdrukking van ziekten en plagen, de juiste groenbemester te kiezen.
Verdieping versterking van plantweerbaarheid door biostimulanten
Weerbaarheid van het gewas tegen ziekten en plagen begint in de bio-akker- en tuinbouw altijd met de opbouw van een goede bodem (bio-actief, goede structuur enz.). Daarna komt de opbouw van functionele biodiversiteit (natuurlijke bestrijders enz.). Deze routes kunnen worden ondersteund met middelen die direct op deze plantweerbaarheid inwerken, de zgn. biostimulanten. Dit kunnen zowel biotische middelen zijn (b.v. bepaalde bacteriestammen) als abiotische (mineralen). Daarover gaat deze factsheet Biostimulanten in de akkerbouw . De genoemde middelen zullen in het algemeen ook toegestaan zijn in de bio-akker- en tuinbouw. Zie in geval van twijfel over een bepaald product de Inputlijst .
Verdieping mechanische bestrijding, voorbeeld kevermepper
Er zijn weinig voorbeelden van mechanische bestrijding van plaaginsecten. Een recent voorbeeld is de 'kevermepper', een apparaat om coloradokevers en hun larven letterlijk van de aardappelplanten af te meppen. Coloradokevers kunnen een hardnekkige plaag zijn in (biologische) aardappels. Er kunnen toegestane bestrijdingsmiddelen worden ingezet, maar die doden ook andere insecten, waaronder natuurlijke bestrijders. De kevermepper werkt selectiever. Er is zelfs gedacht aan een vluchtroute voor de lieveheersbeestjes (ook een kever): filmpje Kevermepper mept coloradokevers van aardappelplanten . Een mooi voorbeeld van innovatie in de bio-landbouw.
Verdieping beheersing bonenvlieg door teeltmaatregelen
Een lastige plaag kan de bonenvlieg (verwant aan de koolvlieg) zijn. De bonenvlieg (Delia platura) kan op biologische percelen grote schade aanrichten in gewassen als spinazie, pompoen en bonen. Een aandachtspunt, zeker ook omdat we weer meer bonen in het teeltplan willen (eiwittransitie). Deze wikipedia-pagina https://nl.wikipedia.org/wiki/Bonenvlieg bevat veel informatie en een overzicht van teeltmaatregelen voor preventie en indammen van de aantasting in de bio-teelt.
verdieping aardappelteelt: beheersing phytophthora, resistentie
Aardappelen zijn een belangrijke teelt in de (biologische) akkerbouw, met een relatief hoog saldo. Het belang van de aardappel voor de voedselvoorziening is groot. Toch stelt juist de aardappel biologische telers voor grote uitdagingen, vooral door de aantasting door phytophthora infestans. Hier is geen biologisch toegelaten bestrijdingsmiddel tegen. Het verschil in opbrengst tussen biologische en gangbare aardappelteelt is daardoor vaak nog (te) groot. Biologische telers passen soms bespuiting met koper, toegelaten als bladbemesting, toe als preventieve maatregel. Dit is omstreden. De praktijk om deze bladbemesting in overdosis te spuiten om phytophthora te onderdrukken is inmiddels verboden.
Belangrijkste is en blijft het telen van phytophthora-resistente aardappelrassen. De ontwikkeling van resistente rassen gaat nu snel; ieder jaar komen er nieuwe rassen bij (en vallen andere af omdat de resistentie inmiddels is doorbroken ....). Dat betekent wel afscheid nemen van vertrouwde en hoog-productieve rassen die gewild zijn bij de consument. De Bintje b.v. is eigenlijk niet biologisch te telen. De acceptatie van de nieuwe rassen door de consument, en dus door de groothandel, is cruciaal voor een doorbraak van de resistente rassen. In de biologische landbouw is dit aangepakt door keten-samenwerking: in het aardappel-convenant is afgesproken om naar 100% inkoop en verkoop van bio-aardappelen van resistente rassen te gaan, zodat de telers deze met met meer zekerheid over de afzet in productie kunnen nemen. Belangrijk is dat ook de supermarkten zich hebben gebonden aan het convenant. In het kader van het convenant wordt ieder jaar een rassenlijst van resistente aardappelrassen gepubliceerd.
Actuele informatie over de ontwikkeling van robuuste aardappelrassen: https://bionext.nl/projecten/robuuste-rassen-voor-een-toekomstbestendige-aardappelsector. Hier vind je ook een link naar de meest recente de rassenlijst Robuuste (resistente) aardappelrassen: lijst robuuste aardappelrassen 2025, en een brochure met meer info: de aardappelbrochure.
Ook voor Vlaanderen is er een lijst robuuste rassen, die ook voor Nederland bruikbaar is. De versie-2025 vind je hier: https://www.biojournaal.nl/article/9697132/nieuwe-lijst-met-robuuste-aardappelrassen/?utm_medium=email
Er gelden teeltvoorschriften voor de aardappelenteelt om phytophthora en aardappelmoeheid (AM) te beheersen. Deze gelden ook voor de bio-teelt (maar komen naast, niet in plaats van, de specifieke voorschriften voor bio). De teeltvoorschriften worden op voorstel van BO-Akkerbouw vastgesteld door het ministerie van LVVN. Per 1 januari 2025 gelden aangepaste, deels strengere, voorschriften, onder meer voor de opslag van aardappelen: https://www.biojournaal.nl/article/9690451/teeltvoorschriften-voor-phytophthora-en-aardappelmoeheid-aangepast/?utm_medium=email.
Op deze pagina https://www.bo-akkerbouw.nl/pi vind je heel veel info over Phytophthora en wat daartegen te doen is, waaronder ook de verplichte maatregelen -teeltvoorschriften: zie hierboven- (N.B. deel info alleen voor gangbaar).
Een mooi beeld van de ontwikkelingen in en intensivering van de landbouw, als achtergrond van het phytophtora-probleem, en het ontwikkelen van resistente rassen voor de biologische teelt: Onzichtbaar Nederland: de biologische aardappel.
artikel over ontwikkeling phytophthora-resistente aardappelrassen en beheersing van uitbraken (uit 2017; de ontwikkeling van resistente rassen gaat ieder jaar verder; zie actuele rassenlijst hierboven)
Filmpje over werken met resistente rassen en beheersing van uitbraak van phytophtora.
alternaria
Alternaria (bladvlekkenziekte) is een toenemend probleem in aardappelen- en tomatenteelt, ook door een droger en warmer klimaat. Dit artikel laat zien wat ertegen te doen is (deels alleen gangbaar): aangetaste gewasresten zijn een bron van besmetting; hoe sneller en beter ze verteren hoe minder besmetting.