Ringelrups

De ringelrups dankt zijn naam aan de ring van eieren die om een tak heen gewikkeld zit. De mot is ongeveer 25 mm lang, lichtbruin, met een donkerder bruine, scherpbegrensde dwarsband over de vleugels.

De eieren hebben een doorsnee van 0,5 mm en worden in grote groepen in een ring om een tak heen gelegd. De rupsen worden 40 tot 50 mm lang, grijsblauw met een witte streep op de rug. Op de rug en aan weerszijden hebben zij enkele oranjegele strepen afgezet met zwart. De kop is blauw met twee zwarte vlekken. De rupsen leven in een spinselnest op de stam. Ze trekken overdag weg om te vreten en keren 's avonds in of op het nest terug. De rupsen vreten het blad volledig weg en bij hoge dichtheid kunnen ze bomen volledig kaal maken. Groei en productie kunnen door aantasting van de ringelrups ernstig verstoord worden. Bij het huidige middelenpakket in de geïntegreerde teelt komt aantasting door de ringelrups nauwelijks voor. In onbespoten boomgaarden kan hij echter wel toeslaan.

De ringelrups heeft één cyclus per jaar. Hij overwintert als ei in een eiring op de takken. Vanaf april ontwikkelen zich de rupsen die in groepen in een web leven en vandaar uit de bladeren wegvreten. Wanneer al het blad rondom een web is weggevreten migreren ze naar een nieuwe plek in de boom of naar een buurboom en vormen daar opnieuw een web. Aantasting wordt veroorzaakt in mei en juni en vanaf eind juni vind verpopping plaats in gelige cocons gesponnen tussen bladeren, tussen schorsspleten of in kruiden op de grond. Drie weken later, in augustus verschijnen de volwassen vlinders, die na paring de eieren afzetten in ringen van 100 tot 200 stuks op de takken.

Aangezien de ringelrups in geïntegreerde boomgaarden nauwelijks voorkomt zijn specifieke bestrijdingen niet noodzakelijk. Diverse middelen die tegen bladrollers en rupsen werken, werken ook tegen de ringelrups. Informatie over deze middelen is te vinden in de gewasbeschermingsgids van de PD of op de digitale Gewasbeschermingskennisbank.

Andere maatregelen zijn het wegknippen van eiringen in de winter en het verwijderen van spinselnesten in het voorjaar, waardoor de populatie sterk wordt verminderd.