Sparappelgalluis

Aan de basis van jonge scheuten ontstaan tot circa 3 cm grote, ananasvormige gallen. Boven een gal ontwikkelt zich meestal nog een scheut met normaal gevormde groene naalden. Soms is de scheut sterk verkort en zijn de naalden dof en vallen snel af.

Vooral in de kerstbomencultuur kan schade optreden doordat ernstig aangetaste boompjes niet verkoopbaar zijn.

Bij deze luizen worden de jongen niet levend geboren. Er is wel een waardplantwisseling. De vrouwtjes overwinteren bij de knoppen. Ze leggen in het voorjaar een groot aantal eieren. De larven zuigen aan de scheuten. Hierdoor ontstaan de gallen.

Als de gallen in augustus rijp zijn komen gevleugelde vrouwtjes tevoorschijn. Deze vliegen naar een andere plant waar ze een witte wasmassa produceren  en daarna de winterluizen. In het voorjaar ontstaan luizen die parthenogenetisch (dus zonder bevruchting) gevleugelde luizen produceren die terugvliegen naar de Picea. Daar ontstaan wijfjes en mannetjes.

De bevruchte wijfjes leggen elk 1 ei, waaruit weer wijfjes ontstaan. Deze vrouwtjes overwinteren weer bij de knoppen. De cyclus duurt dus 2 jaar. De cyclus in Nederland is echter vaak onvolledig.