Begoniamijt

Gewas: Sierteelt 

Wetenschappelijke naam: Polyphagotarsonemus latus

Groep: Mijten

Opname met hulp van een elektronenmicroscoop van begoniamijt op blad van paprika

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

De begoniamijt heeft een grote waardplantenreeks en komt wereldwijd voor. Sierteeltgewassen waarin de mijt voorkomt zijn begonia, chrysant, gerbera, cyclamen en Bouvardia. Ook op groentegewassen, bijvoorbeeld paprika en aubergine, kan de mijt voorkomen.

Het is een kleine mijt moeilijk in een gewas te vinden. Ze tasten bij voorkeur jong zich nog ontwikkelend weefsel aan, zoals de groeipunten, jonge bladeren en bloemknoppen. Tijdens het zuigen aan de planten scheiden de mijten toxische stoffen af die groeiafwijkingen veroorzaken. De schade aan gewassen doet denken aan de schade van virussen. Koppen van planten raken misvormd, bladeren krullen om en worden dof, bloemen verdorren. Bij een ernstige aantasting kan een heel groeipunt afsterven, de plant stopt met groeien en gaat uiteindelijk dood.

Op bloemen ontstaan verkleuringen. Bij ernstige aantastingen worden de meeldraden zwart.

De mijten zijn te vinden aan de onderkant van jonge, nog niet geheel uitgerolde bladeren, waar ze zich schuilhouden tussen de beharing. Maar ook in bloemknoppen, groeipunten en onder kelkslippen komen ze voor. Allemaal plaatsen waar de luchtvochtigheid relatief hoog is.

De oudere bladeren zijn meestal vrij van mijten.

Levenswijze

Levenswijze

De levenscyclus van ei tot volwassen mijt duurt 4 tot 6 dagen daarbij doorlopen de mijten 4 stadia: ei-, larve-, nymfe- en volwassenstadium.

De volwassen vrouwtjes zijn 0,2 mm groot en lichtgeel tot groen van kleur. Het mannetje is kleiner en beweegt zich sneller dan het vrouwtje.

Voor de ontwikkeling van de populatie is een luchtvochtigheid nodig van 75 tot 90% en een temperatuur van 20 ºC. Bij lage luchtvochtigheden en temperaturen boven de 30 ºC is de overleving van eieren en nymfen gering. Buiten de kas kunnen begoniamijten niet overwinteren.

De vrouwtjes leven ongeveer 10 dagen in de zomer en 30 dagen onder meer winterse omstandigheden. Afhankelijk van het seizoen worden per dag 1 tot 7 eieren afgezet.

De mijten kunnen geen grote afstanden overbruggen en zijn voor het infecteren van een gewas afhankelijk van de hulp van andere insecten, bijvoorbeeld witte vlieg en luchtbeweging in de kas (de wind). Ook worden de mijten verplaatst door menselijke activiteiten (gewaswerkzaamheden) in een kas. Binnen een plant zorgen vooral de mannetjes voor de verspreiding naar de jongere delen. Om er verzekerd van te zijn dat ze een paringspartner hebben dragen de mannetjes vrouwelijke poppen mee op hun rug. Op deze manier helpen ze mee aan de verspreiding.

Maatregelen

Maatregelen

De mijten worden gemakkelijk verspreidt tijdens het uitvoeren van gewasbehandelingen. Een goede hygiëne en het goed scouten van de planten heeft een hoge prioriteit.

Begoniamijten kunnen chemisch worden bestreden met selectieve acariciden. Moeilijkheid bij het bestrijden van de mijten is de verscholen levenswijze, waardoor het lastig is de mijten te raken bij het uitvoeren van bespuitingen.

Over biologische bestrijding van deze mijten is niets bekend. Mogelijk predateren roofmijten die al in de kassen aanwezig zijn de begoniamijten.

Meer informatie

Meer informatie

  •  

Â