2.2 Oppervlaktewater
Oppervlaktewater staat in voortdurende verbinding met de omgeving waardoor de kans op besmetting met ziekteverwekkers het grootst is. Water wordt afgevoerd en besmettingsbronnen stroomopwaarts hebben een effect op de waterkwaliteit bij het afname punt. Stroming hoeft niet altijd in dezelfde richting te zijn, bijvoorbeeld bij droogte kan het anders zijn dan bij regen. Rioolwaterzuiveringsinstallaties lozen op oppervlaktewater, maar ook vee, mestopslag bij sloten of kanalen of het uitrijden van mest kan besmetting van oppervlaktewater tot gevolg hebben. Ook wilde dieren (o.a. water- en trekvogels) die foerageren in/ rondom oppervlaktewater kunnen verantwoordelijk zijn voor microbiële besmettingen. Gedurende seizoenen zal de besmettingsgraad variëren afhankelijk van de weersomstandigheden en activiteiten die er rondom het openwater plaatsvinden. Temperatuur heeft invloed op de besmettingsgraad, maar ook andere weersfactoren zoals hevige regenval waarbij er riool overstort kan plaatsvinden. Houd er dus rekening mee dat de besmettingsgraad van oppervlaktewater nooit constant zal zijn.
Grazend vee in de nabijheid van een sloot. Deze pinken hebben hun drinkplek naast de sloot. Ontlasting van de pinken met gemorst water stroomt in de sloot. Water uit deze sloot staat dus in contact met dierlijke uitwerpselen en de kans is groot dat er bij een microbiologische analyse een overschrijding van de E. coli grenswaarde van 1000 kve/ 100 ml plaatsvindt.