/
1.3 Bemesten van gewassen

1.3 Bemesten van gewassen

Bladgewas

Bladgewassen worden vaak kort geteeld, groeien dicht bij de grond en worden vaak vers en onverhit geconsumeerd. Om deze redenen zijn bladgewassen risicovoller als het om de microbiële veiligheid van voedsel gaat. Als ziekteverwekkers aanwezig zijn in mest, dan gaan ze na bemesting van het perceel via grond over naar het gewas. Vooral gronddeeltjes op het gewas, bijvoorbeeld na hevige regenval of tijdens oogst, zijn verantwoordelijk voor het overbrengen van ziekteverwekkers naar bladgewassen (lees hieronder meer over bodembesmetting). Het is daarom belangrijk om te voorkomen dat gronddeeltjes op het gewas terechtkomen.

Lees meer

Dierlijke mest wordt toegevoegd aan grond en om deze reden kunnen gronddeeltjes besmet zijn met humaan pathogenen. Daarnaast kunnen humaan pathogenen zich ophopen in de grond dichtbij plantenwortels. Dit komt omdat planten actief voedingstoffen uitscheiden (zogenaamde wortelexudaten) om de microbiële samenstelling te beïnvloeden. Daarmee ‘sturen’ planten hun microbioom om te voorkomen dan plant pathogenen de wortels binnendringen. Humaan pathogenen maken de planten niet ziek en profiteren ook van de wortelexudaten. Dit is de reden dat er rekening mee gehouden moet worden dat grond besmet kan zijn met humaan pathogenen.

Boom en struik

In tegenstelling tot bladgewassen is de afstand tussen grond en de oogstbare delen van bomen en struiken groot. Daarom is de kans op besmetting door opspattende gronddeeltjes na bemesting van het perceel klein. Ook is de teelt van oogstbare producten aan bomen en struiken lang waardoor de kans op besmetting laag is omdat ziekteverwekkers zullen afsterven in grond na bemesting.

Bloemknoppen

Zodra de bloemknop dicht zit is het vruchtbeginsel beschermd tegen besmetting met ziekteverwekkers uit opgespatte grond. Als de bloemknop open staat, dan kunnen ziekteverwekkers op het vruchtbeginsel terechtkomen en aanwezig blijven tot na de ontwikkeling en rijping van de vrucht.

 

Tijdsinterval van 60 dagen

Een minimale tijdsinterval van 60 dagen tussen bemesting en oogst wordt aangehouden. De reden hiervoor is dat eventuele ziekteverwekkers in mest, en dus ook in bemeste grond, zullen afsterven. Daardoor is de kans op besmetting van oogstbare producten klein en eventuele risico’s voor de voedselveiligheid aanvaardbaar.

bemesting2.jpg
Toepassing dierlijke mest aan de bodem. Volgens de GLOBAL GAP vs6 richtlijn dient er een minimale tijdsinterval van 60 dagen aangehouden te worden tussen inwerken van mest aan de bodem en oogst.

Bemesting voorafgaand aan planten

Wanneer er bemest wordt na het planten, dan zullen de planten met hun oogstbare producten in direct contact komen met dierlijke mest. De kans op besmetting van de oogstbare producten is dan hoog, met onaanvaardbare risico’s voor de voedselveiligheid. Wanneer mest voorafgaand aan planten in de grond wordt aangebracht, dan is er geen direct contact tussen plant en mest. Een bewerking van de grond draagt bij aan een snellere afbraak van eventueel aanwezige ziektenverwekkers. Een langere verblijftijd van een ziekteverwekker in grond leidt tot meer afsterving waardoor besmettingskansen lager worden. Hoe langer de tijdsinterval tussen bemesten en oogst, des te kleiner de kans op besmetting met ziekteverwekkers.

Related content

2.4 Grond (bron) en leidingwater
2.4 Grond (bron) en leidingwater
Read with this
2.5 Wijze van toediening van water op het gewas
2.5 Wijze van toediening van water op het gewas
More like this
1.2 Microbiologische besmetting & analyse
1.2 Microbiologische besmetting & analyse
Read with this
Bast- en bladvlekkenziekte - linde
Bast- en bladvlekkenziekte - linde
More like this
2. Risicoanalyse Water
2. Risicoanalyse Water
Read with this
Berkenheksenbezem
Berkenheksenbezem
More like this