2.2 DNA als drager van genetische informatie
Als fokker wil je het beste genetische materiaal van de huidige generatie doorgeven aan de volgende generatie. Het genetische materiaal van een dier wordt bewaard in chromosomen. Chromosomen liggen in de kern, de nucleus, van een cel. Genetisch materiaal wordt via de chromosomen doorgegeven van ouderdieren naar nakomelingen. Dit gaat via de spermacellen en eicellen die in de geslachtsorganen gevormd worden. Als een spermacel binnen is gedrongen in een eicel wordt een zygote gevormd. Deze zygote is het begin van een nieuw dier met een unieke genetische samenstelling.
Tijdens de chromosoomoverdracht van ouders naar nakomeling speelt de meiose een belangrijke rol. De meiose maakt dat de overdracht voor een deel verloopt volgens wetmatigheden die Mendel als eerste herkende (zie hoofdstuk 1) en voor een deel door toevallige processen. Deze wetmatigheden zorgen ervoor dat dieren in dezelfde familie genetisch op elkaar lijken, bijvoorbeeld ouderdieren en hun nakomelingen: elke ouder deelt 50% van zijn chromosomen, DNA en genetische waarde met zijn nakomelingen. Hierdoor vind je fenotypische kenmerken van ouders terug in nakomelingen. Concluderend kun je zeggen dat nakomelingen, ouders en andere verwante dieren een deel van hun DNA delen, ze hebben een genetische band en zijn familie van elkaar.
DNA samenstelling
Lichaamscellen van zoogdieren en vogels hebben een kern waarin de chromosoomparen kunnen worden gevonden. Elk soort heeft een specifiek aantal chromosoomparen zoals geïllustreerd wordt in onderstaande tabel:
Aantal chromosoom paren bij verschillende diersoorten
Diersoort | Aantal chromosoomparen |
---|---|
Mens | 23 |
Rundvee | 30 |
Paard | 32 |
Varken | 19 |
Schaap | 27 |
Geit | 30 |
Konijn | 22 |
Kip | 39 |
Eend | 40 |