13.10: Belangrijke punten bij de evaluatie van het fokprogramma
Gerealiseerde genetische vooruitgang kan worden berekend door het verschil in gemiddelde EBV tussen generaties uit te rekenen.
Er zijn drie redenen voor het optreden van een selectie limiet:
Verlies van genetische diversiteit (onomkeerbaar)
Tegengesteld werkende natuurlijke selectie door verminderde vruchtbaarheid of sterfte (gewoonlijk onomkeerbaar)
Beperkingen in de omgeving waardoor de hogere genetische aanleg niet tot uiting kan komen.
Een genetische trend laat de gerealiseerde genetische respons over een tijdsperiode zien.
Afwijkingen van de verwachte genetische trend kunnen worden veroorzaakt door een verandering in het fokdoel of in de registratie van fenotypen.
Genotype bij omgeving interactie treedt op wanneer de rangorde van dieren gebaseerd op hun EBV verschilt tussen omgevingen.
Een reactie norm beschrijft de prestatie van genotypen in een range van omgevingen.
Twee verschillende omgevingen vereisen verschillende fokprogramma’s als de correlatie tussen prestaties in beide omgevingen kleiner is dan 0,6.
Genetische correlaties bestaan voor de volgende redenen:
Linkage disequilibrium
Pleiotropische effecten
Concurrentie tussen lichaamsfuncties om lichaamsvoorraden (bijvoorbeeld energie of eiwit)
Zelfs als de genetische correlatie tussen eigenschappen ongewenst is, is selectie op beide eigenschappen nog steeds mogelijk. Toch zal de genetische respons voor elk van de kenmerken beïnvloed worden door een lagere selectie intensiteit.
De toekomst wat betreft beperkingen (wetten) en kansen (marktvergroting) kan tot op zekere hoogte worden voorspeld. Het is belangrijk om dat ook te doen.