3.8 Het fokdoel bepaalt welke kenmerken worden vastgelegd
Kenmerken die in het fokdoel zijn opgenomen kunnen kwantitatief zijn: productie van melk, vlees of eieren, lichaamsafmetingen of prestatie metingen. Dit zijn voorbeelden van kwantitatieve kenmerken die gemeten kunnen worden in eenheden: in kg melk, het aantal grammen groei of het aantal eieren.
Kenmerken die in het fokdoel zijn opgenomen kunnen kwalitatief zijn, bijvoorbeeld: de kwaliteit van het product of een kenmerk uit de rasstandaard. Product kenmerken, scores voor lichaamskenmerken, ziekte incidentie of impressies van prestaties zijn alle voorbeelden van kwalitatieve kenmerken. Deze kenmerken worden gemeten in klassen: bijvoorbeeld: één 1 (goed), 2 (matig) of 3 (slecht) voor vleeskwaliteit of eenvoudig 0 (niet aanwezig) en 1 (aanwezig in het dier) bij een erfelijke gebrek.
Sommige kenmerken die in het fokdoel zijn opgenomen kunnen niet gemeten worden op het moment dat ze nodig zijn. Bijvoorbeeld in de vleesproductie is vleeskwaliteit een belangrijk kenmerk. Maar je kunt de karkas samenstelling niet meten bij een jong kalf, biggetje of lam op het moment dat je zo moet selecteren. Deze kenmerken meet je pas na het slachten en dan is het fokken met deze dieren al onmogelijk. Indicatorkenmerken, bijvoorbeeld verkregen door het scannen van spier- en spekdikten bij levende dieren, kunnen wel informatie geven over deze kenmerken. Deze informatie kan dan helpen bij het nemen van beslissingen bij het selecteren van dieren.
Kenmerken die in het fokdoel zijn opgenomen kunnen complex zijn omdat ze bestaan uit meerdere onderliggende kenmerken. Bijvoorbeeld in voedsel producerende diersoorten is het voortplantingsvermogen onderdeel van het fokdoel. De mogelijkheid om voort te planten komt voort uit een aantal mannelijke en vrouwelijke voortplantingskenmerken. Bij mannelijke dieren zijn bijvoorbeeld de spermakwaliteit en inseminatie resultaten belangrijk. Bij vrouwelijke dieren is de leeftijd bij puberteit, interval tussen worpen en het aantal nakomelingen per jaar belangrijk. Bij springpaarden zijn ook kenmerken met betrekking tot hun lichaamsbouw en gebruik van hun benen een belangrijk onderdeel van het fokdoel. Bij werkhonden is de trainbaarheid in combinatie met gezondheid, gedrag en lichaamsbouw erg belangrijk. Deze laatste drie kenmerken zijn belangrijk in het fokdoel bij alle gezelschapsdieren.
In de onderstaande tabel worden voor een aantal diersoorten relevante fokdoelkenmerken gegeven:
Diersoort | kenmerk | Eenheid | Opgenomen door |
---|---|---|---|
| Melk hoeveelheid | Kg | Controleur / boer / robot |
Vetpercentage | % | Laboratorium | |
Hoogte van de bekken | Cm | Stamboek inspecteur | |
Vorm van de uier | Score | Stamboek inspecteur en melkrobot | |
Mastitis | Incidentie | Boer/ dierenarts | |
Springpaarden | Lichaamsbouw | Score | Inspecteur / jurylid |
Gedrag | Score | Inspecteur / jurylid | |
Springtechniek | Score | Inspecteur / jurylid | |
Beweging | Score | Inspecteur / jurylid | |
Honden | Heup dysplasie | Score | Röntgenapparaat |
Lichaamsbouw | Score | Inspecteur / jurylid | |
Gedrag | Score | Tester | |
Erfelijke aandoeningen | Incidentie | Dierenarts |