8.15: Genomic selection
In het vorige voorbeeld over de EBV van de jonge stier werd het duidelijk dat de nauwkeurigheid van deze EBV voor melkproductie laag zal blijven totdat er fenotypische waarnemingen van de dochters van de stier zijn. Dat kost veel tijd. Het zou erg interessant zijn als er een manier was om de nauwkeurigheid van de EBV te verhogen op een jonge leeftijd, zonder dat je op de lactaties van dochters hoeft te wachten. Het zou ook erg interessant zijn als er een manier is om de fokwaarde te schatten voor eigenschappen die moeilijk of kostbaar te meten zijn, zoals sommige gezondheidseigenschappen of vleeskwaliteit, zonder dat je dieren hoeft te infecteren of gedetailleerde röntgenfoto’s hoeft te maken of dieren hoeft te slachten. Sinds een paar jaar is er een methode die juist dat kan doen: genomic selection.
Met genomic selection is het mogelijk om vrij nauwkeurig de fokwaarde van een dier te schatten zonder dat zijn eigen prestatie of de prestatie van veel nakomelingen nodig is. Genomic selection is gebaseerd op de schatting van gedetailleerde verbanden tussen een hele set van genetische markers (SNP) met een hoge dichtheid op de chromosomen en fenotypes van een geselecteerde groep dieren. Deze verbanden kunnen dan worden gebruikt om de zogenaamde genomic EBV (gEBV) voor verwante dieren te voorspellen die zijn gegenotypeerd voor de grote set van SNP's, maar die niet de ‘traditionele’ informatie voor een nauwkeurige EBV hebben zoals een eigen prestatie of een groot aantal nakomelingen met fenotypen. Met genomic selection geeft het DNA van de dieren dus informatie voor het schatten van de fokwaarde, zonder dat je fenotypen van het dier zelf of van familieleden hoeft te verzamelen. Je doet het met een voorspellingsformule die je met vorige generaties van dieren met SNP's en fenotypen berekend hebt: de referentiepopulatie.