12.3: Fokprogramma's met een eenvoudige (platte) structuur (2024)
Bij veel diersoorten die door mensen gebruikt worden, hebben fokprogramma’s een eenvoudige structuur. Voorbeelden daarvan zien we bij honden, paarden en vleesproducerende schapen en geiten. In deze fokprogramma’s vindt er een strenge selectie plaats van mannelijke dieren, omdat je biologisch gezien maar een klein aantal mannelijke dieren nodig hebt om de volgende generatie te produceren. Er is slechts enige selectie onder de vrouwelijke dieren, omdat de meeste nodig zijn om vervangende vrouwelijke dieren voort te brengen. Bij deze diersoorten zijn de fokdieren (vooral de vrouwelijke dieren) in handen van individuele eigenaren die hun eigen beslissingen maken over het wel of niet fokken met een vrouwelijk dier. Fokdoelen worden wisselend gehanteerd, het registreren van eigenschappen en stambomen is vaak niet volledig en selectie van ouderdieren voor paringen kunnen nauwelijks worden beinvloed. Dit resulteert in weinig genetische vooruitgang over generaties.
Bij deze diersoorten spelen stamboeken een prominente rol in het fokprogramma. Zij registreren de stambomen en bepalen de eisen voor de kenmerken van de mannelijke dieren en vrouwelijke dieren om geselecteerd te worden als ouderdier voor de volgende generatie. De eisen voor de mannelijke dieren zijn vaak erg strikt en slechts een heel beperkt aantal wordt goedgekeurd voor de fokkerij. Vaak wordt veel nadruk gelegd op het uiterlijk. Voor vrouwelijke dieren zijn de regels juist veel soepeler: vrouwelijke dieren worden nauwelijks afgekeurd voor de fokkerij.
In de paardenfokkerij wordt nu veel gedaan om het fokprogramma te professionaliseren. Een beperkt aantal hengsten wordt goedgekeurd voor de fokkerij door de stamboeken en vrouwelijke dieren die er gunstig uitspringen in uiterlijk, gezondheid en prestatie worden gepromoot voor de fokkerij. Dit resulteert inderdaad in een genetische vooruitgang.
In de fokkerij van honden spelen shows een belangrijke rol in de selectie van mannelijke dieren. Een beperkt aantal reuen met het beste uiterlijk wordt gebruikt voor fokkerij, vaak zonder dat de fokkerijorganisatie daar grip op heeft. Tegenwoordig is de hondenfokkerij in discussie in de samenleving door de negatieve bijwerkingen van strenge selectie op een extreem uiterlijk en de hoge verwantschap tussen de dieren in de populatie wat leidt tot inteelt en hoge frequenties van genetische defecten.
Bij vleesproducerende schapen- en geitenrassen is de selectie van rammen en bokken het meest effectief omdat je een beperkt aantal mannelijke dieren nodig hebt om de nieuwe generatie te produceren. Eenvoudige fokdoelen voor deze diersoorten zijn gewicht en bespiering op een vaste leeftijd. Door jonge mannelijke dieren te gebruiken wordt het generatie interval kort gehouden en zo creëren ze genetische vooruitgang. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt moeten de ooien zo groot mogelijke worpen produceren. Dus, het generatie interval van de vrouwelijke dieren is vrij lang. In de meer intensieve schapen- en geitenproductie worden vrouwelijke dieren van vruchtbare rassen gekruist met mannelijke dieren van gespecialiseerde vleesrassen, wat resulteert in veel lammeren die goed groeien en een goede slachtkwaliteit hebben. Het Texelse schaap staat bekend voor deze eigenschappen en wordt wereldwijd vaak gebruikt als vaderlijn (terminal sire) om kruisingslammeren te produceren met vrouwelijke dieren van een lokaal ras. Bij melk producerende schapen en geiten worden zowel mannelijke dieren als vrouwelijke dieren echt geselecteerd als ouderdier. Nakomelingenonderzoek voor mannelijke dieren wordt nauwelijks toegepast omdat er maar weinig melkschapen en –geiten in melkproductie-controle-schema's opgenomen zijn. Tot nu toe is er weinig genetische vooruitgang geboekt bij melkschapen en melkgeiten.