1.4 Rol van de ketenpartijen
De rundvleesketen kent verschillende schakels met elk een specifieke rol in de productieketen. In het project Duurzaam Vlees, Natuurlijk! (DVN) zijn deze schakels in de vleesrundersector in beeld gebracht, dit is weergegeven in Figuur 1.13.
Volgens het onderzoek in het project DVN telde Nederland in 2021 1.714 bedrijven die vleesrunderen houden. Deze vleesrunderhouderijen hielden circa 237.000 productiedieren, wat is onderverdeeld in verschillende diercategorieën. Voor de vleesrundersector is onduidelijk hoeveel veevoerbedrijven daadwerkelijk rundveevoeding produceren. Nederland kent geen veevoerbedrijven die gespecialiseerd zijn in de productie van rundveevoeding. Enkele grote veevoerbedrijven die rundveevoer produceren zijn Agrifirm, de Heus en ForFarmers. Als de vleesrunderen klaar zijn voor de slacht worden deze vleesrunderen getransporteerd. Nederland telt twee grote runderslachterijen, gevolgd door vijftien slachterijen die iets minder runderen slachten. Daarnaast zijn er circa 40 regionale slachterijen en 70 tot 80 zelf slachtende slagers die eens in de week één tot twee runderen slachten. Gemiddeld worden in Nederland per jaar 529.800 runderslachtingen uitgevoerd. Van dit aantal runderslachtingen waren 461.000 afgemeste melkkoeien, 12.300 vaarzen en 56.500 stieren geslacht. Ongeveer 60% van het rundvlees dat in Nederland wordt geproduceerd blijft in Nederland. Het marktaandeel voor vlees dat naar supermarkten gaat is ongeveer 85%, waarbij het aandeel rundvlees iets lager zal liggen dan het aandeel varkensvlees en pluimveevlees. Geschat wordt dat het aandeel rundvlees in supermarkten 75% is. Bij slagers is het aandeel rundvlees circa 15% en bij de out of home markt is dit 5-10%. Gezien 60% van het rundvlees in Nederland blijft, houdt dit in dat 40% van het rundvlees naar het buitenland wordt geëxporteerd. Een groot deel van het rundvlees wordt geëxporteerd naar Duitsland, gevolgd door Frankrijk, Italië en Spanje.
Elke ketenschakel kan invloed uitoefenen op zijn deel van de productieketen. Veehouders op wat er op hun bedrijf plaatsvindt, voerleveranciers op het soort voer wat er wordt aangeboden,. Supermarkten zijn een verbindende schakel tussen de productieketen en de consument.
In Nederland komt ongeveer 60% van het voedsel rechtstreeks uit de supermarkt. In Nederland zijn zes grote inkooporganisaties voor supermarkten actief. Deze maken afspraken met leveranciers over de voorwaarden van hun leveringen. De grote supermarktketens van Ahold Delhaize (in Nederland bekend van Albert Heijn en AH formules), Jumbo, Lidl en Aldi kopen zelfstandig in. Inkoopcombinaties zijn Superunie (met aangesloten kleinere ketens zoals Deen, Spar en Plus) en Van Tol. Supermarkten die gezamenlijk inkopen hebben een sterkere positie op de inkoopmarkt.
De laatste jaren zijn de uitgaven aan voedsel met een duurzaamheidskeurmerk in supermarkten fors gestegen. Zoals Figuur 1.14 laat zien, is het aandeel van 2009 tot 2020 van bijna 3 procent naar 16 procent gestegen.
Voor Vlees en Vleeswaren is daarbij het Beter Leven keurmerk verreweg het belangrijkste. Op dit moment ligt vrijwel al het verse varkensvlees met minimaal 1 ster Beter Leven in de schappen van de supermarkten. Daarnaast hebben de supermarkten afgesproken alleen nog maar pluimveevlees met minimaal 1 ster Beter Leven te verkopen vanaf 2023. Dit laat zien dat zeker niet alleen de consumenten een drijvende kracht zijn achter het invoeren van duurzaamheidslabels. Supermarktketens vrezen imagoschade als zij niet meedoen om deze minimumeisen te stellen.
Op dit moment (2022) zijn er verschillende landelijke initiatieven gaande om in overleg met supermarkten en toeleverende marktpartijen verdere afspraken over verduurzaming in de keten te maken. Zie bijvoorbeeld: Marktprogramma Verduurzaming Dierlijke Producten van de Alliantie Verduurzaming Voedsel en het actieprogramma Waardecreatie in Ketens van LTO.
Een andere methode dan via keurmerken is de True Pricing methode. True pricing is een manier om inzichtelijk te maken welke maatschappelijke kosten en baten gepaard gaan met de (voedsel)productie en consumptie. De echte prijs bevat, naast de betaalde kosten die in de winkelprijs tot uiting komt, ook alle maatschappelijke kosten voortvloeiend uit de productie en consumptie van voedsel. In de echte prijs worden de externe effecten samengebracht die later, bij anderen en elders, gevoeld worden zonder dat ze onderdeel van de markttransacties zijn. Denk aan bepaalde milieukosten, kosten van gezondheidszorg, kosten van niet-voldoende vergoeden van ingezette arbeid. Deze nadelige effecten op anderen, op een ander moment, zijn dus geen onderdeel van de marktprijs die ontstaat op de markt.
Bronnen
Berkhout, P., van der Meulen, H., & Ramaekers, P. (2022). Staat van Landbouw en Voedsel (No. 2022-013). Wageningen Economic Research.
Meeusen, M., & Baltussen, W. (2021). True pricing en duurzame voedselsystemen: verslag van interviews onder stakeholders in het voedseldomein over verwachtingen en wensen over true pricing om te komen tot een duurzaam voedselsysteem (No. 2021-057). Wageningen Economic Research.