/
12. Management

12. Management

 

12.1 Inleiding en melkprotocollen

Onder het managen van een bedrijf kun je verstaan het dier management, financieel/economisch management en het personeelsmanagement.  Natuurlijk hebben voornoemde activiteiten invloed op elkaar.  Management bestaat vooral uit het  zien, lezen, interpreteren, analyseren van bedrijfsgegevens en kengetallen en het aansturen en ontwikkelen van activiteiten.
Dit hoofdstuk gaat vooral in op het diermanagement en de arbeid.

Hoe wordt er gemolken op dit bedrijf?
Melken is een onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden. Vaak denk je  er waarschijnlijk niet eens meer bij na, omdat het een routineklus is geworden. Maar… hoe wordt er nu op een bedrijf gemolken?
Wordt er  dagelijks alleen door één persoon gemolken of zijn er meerdere mensen die melken? 

Als een veehouder alleen melkt, wie vervangt hem dan als hij onverwachts ziek wordt. Weten deze mensen dan wat de melkmethode is en waar ze alles kunnen vinden? Is de werkwijze van het bedrijf zichtbaar vastgelegd? Als er met meerdere mensen gemolken wordt, is er dan een gezamenlijke werkwijze afgesproken? 

Het is voor de koeien belangrijk dat ze steeds op dezelfde manier worden gemolken! Behandelt iedereen op dezelfde manier voor en hoe wordt er met risicodieren omgegaan?

Een goed lopend melkproces is belangrijk voor rust in de melkstal, dit komt ten goede aan de melkproductie, maar het is ook belangrijk voor de rust van de melker.

Figuur 1. Protocollen melken

Wat is een protocol?
Een protocol is een serie instructies of stappen die iemand moet volgen om een bepaalde activiteit uit te voeren, bijvoorbeeld om te melken of te voeren. De werkwijze kun je goed opstellen en vastleggen door  samen met  andere melkers eens om tafel te gaan zitten. Het doel is om het melken zo te beschrijven, zodat iedereen weet hoe hier gemolken wordt. 

Voorbeelden van melkprotocollen zijn weergegeven op de site van UGCN:
Zo melk ik in de melkput: protocollen melken.

Omhoog

12.2 Het maken van protocollen

Inleiding
“Meer rust in het bedrijf en in het hoofd van de ondernemer”. 

Dat is wat melkveehouders vaak als belangrijkste voordeel noemen van het werken met protocollen en werklijsten. Ze zijn nuttig om op bedrijven met of zonder personeel het werk beter te organiseren.

Figuur 2. Hoe breng ik een injector in? 

Beter organiseren houdt in dat er goede afspraken zijn over:

  • hoe het werk uitgevoerd

  • de manier waarop wordt  overlegd over het uitvoeren van het werk.

Iedereen weet dan waar hij of zij aan toe is en is alles dus goed geregeld.

Vaak zien we in de praktijk dat ondernemers met protocollen en werklijsten willen werken wanneer:

  • de technische en/of economische resultaten achterlopen

  • er nieuwe medewerkers komen

  • de arbeidsefficiëntie te laag is

Hulpmiddel voor het ontwikkelen van protocollen is de brochure: Organiseren met protocollen en werklijsten doe je zo.
Deze brochure gaat in op de hulpmiddelen: protocollen, werklijsten en lijsten voor informatieoverdracht. Hij is vooral bestemd voor ondernemers met personeel. Maar ook voor bedrijven zonder personeel kunnen protocollen zeer nuttig zijn.

 Deze brochure is ontleend aan ASG-Rapport 239. Hulpmiddelen voor arbeidsorganisatie op melkveebedrijven

Omhoog

12.3 Bedrijfsbehandelplan

Op het ene bedrijf werkt een bepaalde behandeling beter dan op het andere bedrijf. Het vereist een systematische benadering om vast te stellen welke behandeling op een bedrijf de beste eerste keus is. Deze behandelingen worden  dan vastgelegd in het bedrijfsbehandelplan (UGCN).

Een verantwoord bedrijfsbehandelplan wordt  samen met de dierenarts gemaakt en is de basis voor verantwoord antibioticagebruik. Op deze manier kan onnodig medicijngebruik beperkt worden en de slagingskans van behandelingen verhogen.

Figuur 3. Voorbeeld bedrijfsbehandelplan

Bij het opstellen van het bedrijfsbehandelplan wordt er rekening gehouden met de soort bacterie die het meest op het bedrijf voorkomt. Bacteriologisch onderzoek van melk en de daarbij behorende gevoeligheidstesten geven hiervoor belangrijke informatie. 

Met een bedrijfsbehandelplan heeft de veehouder een goede leidraad voor de behandeling van mastitis. Bovendien geeft het rust en structuur in het bedrijfsmanagement. 

Evaluatie en bijstellen van bedrijfsbehandelplan.
Met een bedrijfsbehandelplan is de kans op genezing van een kwaal vergroot. Als bijvoorbeeld gedurende een (half) jaar op dezelfde manier een behandelen uitgevoerd wordt, kan het resultaat van die behandeling geëvalueerd worden. 
Aan de hand van de uitkomst kan, indien nodig, het bedrijfsbehandelplan bijgesteld worden.

Belangrijk bij de evaluatie zijn:

  • Ervaring van veehouder

  • Celgetal geschiedenis voor de behandeling van de (sub)klinische mastitis

  • Celgetal na de behandeling

  • Uitslagen van bacteriologisch onderzoek met een antibiotica gevoeligheidstest

Bedrijfsbehandelplan.
Het blijkt dat op grote bedrijven vaak volgens een Bedrijfsbehandelplan (BBP) gewerkt wordt. Op deze grote bedrijven wordt vaker met personeel gewerkt. Een BBP brengt de noodzakelijke uniformiteit in de behandelingen. Het is kennelijk nog niet voldoende duidelijk dat een BBP ook heel handig is voor kleinere bedrijven. Ook op kleinere bedrijven kan het voorkomen dat een veehouder eens een weekend weg wil, of plotseling uitvalt. Een BBP in de medicijnkast voorkomt dan veel behandelfouten en helpt een invaller als er geen goede overdracht heeft plaats gevonden.

Figuur 4. Bedrijven met en zonder bedrijfsbehandelplan

Een BBP biedt hulp om verantwoord antibioticum gebruik te ordenen en therapieën te evalueren. 

Omhoog

12.4 Interpreteren van gegevens

Zo’n 40 dagen voor het kalven tot 60 dagenna het afkalven is de koe in haar meest kwetsbare periode. In deze periode heeft ze extra aandacht nodig omdat haar situatie behoorlijk verandert. Dit brengt  risico’s met zich mee   voor gezondheid, vruchtbaarheid en productie. Vooral het afkalven geeft veel stress, omdat de hormoonhuishouding in een korte periode wijzigt. Veehouders die de koeien keurig door deze 100 dagen loodsen, hebben daar de gehele lactatie plezier van.

Rust, reinheid en regelmaat zijn de drie woorden die zeer belangrijk zijn in deze periode.

Het boekje van CRV : ”Beslissen van kalf tot koe “(tabblad :publicaties) besteed in hoofdstuk 7 (De kwetsbare 100 dagen)  uitvoerig aandacht  aan het lezen, interpreteren, analyseren van de Melkproductieregistratie (MPR). De kwetsbare 100 dagen.

Als met een automatisch melksysteem (AMS) gemolken wordt dan hoort bij de AMS natuurlijk een instructieboek waar informatie in staat over het  lezen, interpreteren, analyseren van gegevens.

12.5 Risicokoeien

Koeien en vaarzen met een verhoogd celgetal (oudere koeien > 250.000 cellen/ml melk en vaarzen >150.000 cellen/ml melk) hebben waarschijnlijk subklinische mastitis en kunnen deze infecties overdragen op koppelgenoten. Overdracht via het melkstel is een belangrijke besmettingsroute. Het is daarom aan te bevelen om dieren met een verhoogd celgetal als laatste te melken. Deze koeien hebben meestal een verlaagde weerstand.Onthoud: Risicokoeien als laatste melken!

De weerstand van koeien
Over weerstand wordt vaak meer gesproken dan dat er concreet wat mee gedaan wordt. Dat hoeft niet. Er is een weerstands-check waarmee veehouders en dierenartsen een indicatie kunnen krijgen van de weerstand van de koeien. Het vervolg daarop is natuurlijk nog minstens zo belangrijk.

Koeien zijn van nature uitgerust met een breed pakket aan instrumenten om zich te verweren tegen ziekten.  Belangrijke onderdelen zijn daarbij:

  • de huid

  • de slijmvliezen

  • en de koortsreactie bij infecties.

Dit noemen we ‘de natuurlijke weerstand’ van het dier. De  opbouw van weerstand van kalveren wordt een handje geholpen doordat ze via de  biest afweerstoffen ontvangen van hun moeder. Met het doormaken van infecties ontwikkelen dieren na de geboorte ook nog weerstand tegen specifieke infecties, zoals bluetongue of BVD. Dit noemen we ‘specifieke weerstand.’ 
De weerstand van onze dieren is nog verder te verhogen door het geven van vaccinaties. 

Figuur 5. De schijf van 5 voor een uiergezond bedrijf

Bij zowel de natuurlijke als specifieke weerstand spelen de cellen van het immuunsysteem een centrale rol. Bepaalde cellen zijn in staat om binnengedrongen micro-organismen af te weren door ze “op te eten”. Andere cellen zijn in staat om specifieke afweerstoffen te produceren tegen bepaalde ziekten. Het aantal cellen en de kwaliteit van deze cellen is natuurlijk  van doorslaggevend belang bij het overwinnen van infecties.

De ‘cellen’ in de melk die betrokken zijn bij de afweer tegen verschillende uierinfecties zijn voor ons de meest bekende voorbeelden.

Beïnvloeden van weerstand
Belangrijke factoren die invloed hebben op de weerstand bij koeien zijn: 

  • voeding

  • stress

  • bepaalde infecties en gezondheidsstoornissen die de weerstand ondermijnen.

Bij voeding is vooral de rol van de negatieve energiebalans duidelijk. Hoe meer onbalans hoe minder de weerstand. Daarnaast hebben bepaalde mineralen en vitaminen een directe (seleen en vitamine E) of indirecte (calcium) invloed op de weerstand. Bij stress wordt onder andere het stresshormoon cortisol gevormd. Dit hormoon heeft een negatieve werking op het functioneren van het immuunapparaat van de koe. 

Het afkalven en het verplaatsen van dieren zijn bekende stressvolle momenten. Genoemde factoren spelen vooral een rol in de periode rondom het afkalven. Het is daarom niet toevallig dat bijvoorbeeld ook de meeste uierontstekingen in deze periode worden vastgesteld. 

Door bovenstaande (risico)factoren in kaart te brengen valt er iets te zeggen over de weerstand van de koeien. Om de diverse factoren die invloed hebben op de weerstand in beeld te brengen, langs te lopen en te beoordelen is door het UCGN (www.ugcn.nl) een checklist ontworpen: de “weerstands-check”.

Figuur 6. De weerstandscheck

Met deze “weerstands-check” is er een inschatting te maken van de weerstand van de veestapel. Wellicht kan dan op onderdelen bijgestuurd worden. 

Doel van deze “weerstands-check” is natuurlijk: koeien maximaal te wapenen tegen ziekten uit de omgeving.

Een vervolg op deze check kan de weerstands-index zijn die de dierenarts ook kan aanvullen met bloedonderzoek. 

Verschillende meetpunten zeggen bij deze index iets over relevante factoren rondom de weerstand van koeien Voorbeelden hiervan zijn:

  • de mate van energietekort na afkalven zegt iets over de weerstand van het dier

  • het verloop van de conditiescore vanaf het eind van de droogstand en 6 weken na afkalven

Bij afwijkingen van de weerstands-check kan besloten worden direct maatregelen te nemen of de uitgebreidere “weerstandsindex” uit te voeren samen met de dierenarts.

Omhoog

12.6 Arbeidsorganisatie op grote melkveebedrijven

Groeiende bedrijven kunnen op een bepaald moment niet meer zonder medewerkers. Maar past personeel wel bij elke veehouder ? Hoe stuur je aan?  Hoe zorg je dat personeel ook productief is?

Een ervaringen uit het netwerk Arbeidsorganisatie op grote melkveebedrijven was. ‘Met twee man twee miljoen kilo melk produceren is makkelijker dan in je eentje een miljoen.’
“Ik wens je veel personeel.’  Wie deze oude Joodse uitdrukking krijgt toegesproken, hoeft niet veel goeds te verwachten. Dit cynische gezegde geeft in één zin weer dat het aansturen van medewerkers moeilijk is. 

Misschien geldt voorgaande wel vooral in de melkveehouderij. Als melkveehouder ben je tenslotte vaak een ‘één pitter’ en een alleskunner. Je bent dus per definitie niet gewend om met mensen samen te werken; laat staan om werk over te dragen.

De groei van de melkveebedrijven zorgt er inmiddels voor dat het onmogelijk is om alles zelf te doen. Je moet het idee laten varen dat alleen jij zelf alles het beste kunt doen. 

Op grotere bedrijven is het vaak een afweging tussen kosten en extra tijd voor een sociaal leven. Wanneer je met vreemd personeel werkt, moet de efficiëntie extra goed kloppen, anders gaat het ten koste van het financiële resultaat’. 

Uren moeten productief zijn, vooral bij vreemd personeel. Een goede arbeidsorganisatie start bij  een urenregistratie. Door zwart op wit te zetten waar de uren aan besteed worden, wordt zichtbaar waar de arbeid knelt. De daaruit volgende berekening van de hoeveelheid melk per gewerkt uur geeft een indicatie van de arbeidsproductiviteit. 

Uit onderzoeken blijkt dat de arbeidsproductiviteit varieert van 150 tot 350 liter melk per gewerkt uur. De effectiviteit van melken weegt hierbij zwaar. Een te kleine melkstal betekent veel uren melken en een lagere productiviteit. De bouw van een grotere melkstal stelt ( naast financiele lasten) weer eisen aan de grootte van de wachtruimte en het vlot aan- en afvoeren van de koeien. In groeiscenario’s is er altijd wel ergens een beperkende factor.

Begin met een avondmelker
Veehouders die een te grote arbeidsdruk ervaren, maar nog niet met personeel werken, kunnen heel goed klein beginnen. Je hoeft niet meteen een medewerker in dienst te nemen voor veertig uur. Vraag eerst iemand, eventueel van de bedrijfsverzorging, om de avondmelking over te nemen. Dat is een afgebakende klus waarbij ook van tevoren de hoeveelheid te besteden uren is in te schatten.

De kosten vallen vaak wel mee omdat melken een heel efficiënte tijdsinvulling is. Een avondmelker geeft de veehouder de kans in die tijd extra klussen op te pakken of andere zaken te ondernemen.

Dit betekent wel goed afspreken hoe je het melken gedaan wilt hebben. Voorkeursbehandelingen of individuele aandacht voor een speciale koe kunnen dan in de knel komen. De koe moet zich wel aan passen aan het systeem, anders moet ze het veld ruimen. Het meeste rendement leveren medewerkers die een vaste taak hebben, bijvoorbeeld voeren of melken. Hoe groter het bedrijf, hoe gespecialiseerder de werkzaamheden kunnen zijn. Wanneer de medewerkers 'smorgens op het bedrijf komt, weet hij precies wat hij moet doen en dus kan hij meteen aan de slag dat is een voordeel.
Degene die ervaring heeft met een medewerker die één dag per week komt, weet hoe productief zo’n dag kan zijn, mits goed gepland.

Het is belangrijk dat medewerkers goed geïnstrueerd worden volgens een strak protocol. Het kan niet zo zijn dat verschillende melkers allemaal een verschillende aanpak hebben. De koe moet elke keer op dezelfde manier gemolken worden. In zo’n protocol staat aangegeven hoeveel koeien voorbehandeld worden voordat de melker ze aansluit. Je standaardiseert het werk. Nog een voorbeeld: tochtige koeien insemineren betekent wel dat er een lijstje moet zijn waarop staat met welke stier dat moet gebeuren. Of kan en wil je deze beslissing aan de medewerker overlaten? 

Meerformatie over arbeidsorganisatie is te vinden in rapport 239: “Hulpmiddelen voor de arbeidsorganisatie op grote melkveebedrijven”.

Omhoog

12.7 Stalconcepten

Een goede huisvesting van melkvee staat op dit moment sterk in de belangstelling. Er worden veel nieuwe stallen gebouwd, ook bestaande stallen worden volop gerenoveerd, uitgebreid en aangepast aan de meest recente inzichten. Met een dergelijke (grote) investering gaat de veehouder er vanuit weer jaren vooruit te kunnen. Veehouders blijken in de praktijk veel vragen te hebben over de voorwaarden en de maatregelen waarmee zij het welzijn van hun koeien kunnen verbeteren. Zowel bij renovatie, als ook bij nieuwbouw, is het belangrijk om in te spelen op de nieuwste trends ontwikkelingen. Vanzelfsprekend dient rekening te worden gehouden met de wet- en regelgeving, maar daarnaast zijn er ook diverse maatschappelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de keuze van bouw en inrichting van het melkveebedrijf. Dierenwelzijn en de wijze waarop dieren worden gehouden is steeds belangrijker. Maatschappelijk verantwoord ondernemen speelt meer en meer een rol bij het produceren en vermarkten van zuivelproducten. Nieuwe huisvestingsconcepten hebben veelal de biologische behoeften van de koe als uitgangspunt. Met de stallen die nu gebouwd worden kan een flinke stap vooruit worden gezet voor mens en dier.

De brochure ”Moderne huisvesting melkvee" is op verzoek van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) en met medefinanciering door het Productschap Zuivel (PZ) door  ASG Veehouderij ontwikkeld.

In het  initiatief “de duurzame zuivelketen”. wordt in samenhang gewerkt aan thema’s als energie en klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. De bedoeling is om de melkveehouder op een overzichtelijke en prikkelende manier te informeren. Deze brochure moet de veehouder helpen bij het maken van verantwoorde keuzes voor de bouw en of renovatie van de melkveestal. 


Omhoog



Related content

Waardecreatie voor het eigen bedrijf
Waardecreatie voor het eigen bedrijf
More like this
Registratieapparatuur
Registratieapparatuur
More like this
7. Melkstallen
7. Melkstallen
More like this
Kennisthema 3: Betrekken van groen onderwijs
Kennisthema 3: Betrekken van groen onderwijs
More like this