In Nederland zijn er ruwweg vier bedrijfssystemen die vlees produceren: melkveehouderij, vleeskalverenhouderij, vleesstierenhouderij en zoogkoeienhouderij.
Vlees uit de melkveehouderij en vleeskalverenhouderij
Vleeskalveren zijn afkomstig van melkveehouderijen, dit zijn de stierkalveren en een deel van de vaarskalveren die niet als nieuwe aanwas gehouden worden. Ze worden op gespecialiseerde bedrijven gehouden en meestal geslacht op ongeveer 250 kg gewicht. De melkkoeien die melkveebedrijven verkopen omdat ze vervangen worden door nieuwe aanwas worden soms afgemest, maar meestal direct geslacht.
Vlees uit de vleesveehouderij
Naast de melkveehouderij is er aanwas in de vleesveehouderij. Daarin worden de dieren niet voor melkproductie gehouden, maar worden rassen gebruikt die speciaal op vleesproductie gefokt zijn; de vleesrassen. De zoogkoeienhouderij maakt gebruik van deze vleesrassen en levert vlees van jongvee en koeien. Daarnaast is er de vleesstierenhouderij waar stierkalveren vanuit de zoogkoeienhouderij afgemest worden, maar ook geïmporteerde dieren – veelal uit België en Frankrijk.