Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

You are viewing an old version of this content. View the current version.

Vergelijk met huidige View Version History

« Vorige Versie 2 Volgende »

Biodiversiteit

In akkerranden kunnen diverse planten worden ingezaaid. Om insecten te stimuleren ligt de voorkeur bij wilde soorten, maar vaak worden er ook grassen en granen aan toegevoegd voor vogels.  Daarnaast biedt een akkerrand ruimte voor allerlei plantensoorten die spontaan opkomen. Hoe minder nutriënten er in de bodem aanwezig zijn hoe soortenrijker de rand kan zijn. Ook het bodemtype (klei, veen, zand, leem, löss) is hier heel bepalend in.

Kruiden trekken insecten aan die voor bestuiving van het gewas kunnen zorgen. Ook trekken randen roofinsecten aan (lieveheersbeestjes, kevers, sluipwespen) die zorgen voor natuurlijke plaagbestrijding in het gewas nabij de akkerrand. Insecten en zaden vormen voedsel voor akkervogels en de begroeiing biedt broed- en schuilgelegenheid. Verder komen muizen, hazen, reeën en roofvogels op akkerranden af en vinden hagedissen en kikkers er beschutting en voedsel.

Eenjarige randen bloeien uitbundiger en bieden meer nectar, maar bieden geen plek voor overleving van insecten, eitjes en larven in de winter. Meerjarige randen bloeien minder uitbundig, maar bieden een overwinterplaats voor insecten en andere dieren. Tot slot wordt ook het bodemleven gestimuleerd. Niet alleen direct onder de randen nemen de aantallen toe, maar bodemwormen en ander bodemleven verspreidt zich ook in het perceel zelf.

Bij ecologisch berm- en slootbeheer wordt er zo min mogelijk de gehele sloot leeg gehaald. Vaak is het namelijk voldoende om op of over de insteek af te zetten, zodat de wortels intact blijven, en kan er een deel van de waterplanten blijven staan wanneer de doorstroming niet gehinderd wordt. Hiermee blijft er een schuilplaats voor slootdieren. De maaikorf moet langzaam door de watergang worden gehaald, zodat slootdieren kunnen uitwijken. Bovendien moet het plantenmateriaal minimaal 48 uur op de talud blijven liggen zodat meegenomen dieren de kans hebben om terug de sloot in te vluchten. Hierdoor herstellen planten en dierenpopulaties sneller.

Bodemkwaliteit

Ter plaatse van een akkerrand is er minder intensief grondgebruik, geen bemesting of bespuiting. Dit is goed voor de bodemstructuur, organische stofgehalte en bodemleven. Deze effecten zijn wel beperkt tot de akkerrand, hoewel deze effecten in de loop van de tijd wel verspreiden door o.a. bodemleven.

Bij bufferstroken kunnen erosie of afkalving verminderen, doordat de slootkant permanent begroeid is.

Ziekten en plagen

Door de juiste kruiden te zaaien kunnen natuurlijke vijanden van plaagorganismen worden gestimuleerd door een voedselbron en schuilgebied te bieden. Meerjarige randen functioneren ook als overwinteringsplek. Hierdoor zorgen randen effectief voor de vermindering van plagen. Dit is bijvoorbeeld aangetoond bij bladluizen op tarwe en aardappelen. Bij goed aangelegde randen is er een afname tot 70% van plaagorganismen. Ook zorgt meer biodiversiteit in het algemeen voor een robuuster systeem dat meer bestand is tegen extreme weersomstandigheden en plagen. Echter overleven naast roofinsecten ook plagen in de randen, waardoor deze ook meer aanwezig kunnen zijn. Door de juiste kruiden te zaaien en het gebruik van (non-specifieke) gewasbeschermingsmiddelen te verminderen kan, ontstaat er een juiste balans tussen roofinsecten en plagen zodat plagen in toom worden gehouden.

Het belangrijk te weten dat het effect uitdooft met afstand. De actieradius van natuurlijke vijanden kan groot zijn, maar er wordt aangeraden de afstand tussen de randen of natuur elementen binnen 200 meter te houden. Wanneer de randen een onderlinge afstand binnen de 200 meter hebben is het effect groter, dus er kan ook worden gekeken naar het plaatsen van randen in het perceel zelf.

Er zijn echter ook typen randen, zoals ‘stuifmeel & nectar’ mengsels en spontane vegetatie randen, die minder effectief natuurlijke vijanden bevorderen. FAB-randen zijn geen wondermiddel, maar door het te combineren met andere maatregelen wordt geëxperimenteerd met beheersing van belangrijke plagen als luizen, trips of wortelvlieg zonder of met minder gewasbeschermingsmiddelen.

Onkruid

De variatie in kruiden in akkerranden onderdrukt schadelijke of storende onkruidsoorten. Dit komt doordat er in akkerranden is gekozen voor onschadelijke, nuttige en niet-invasieve soorten. Echter bestaat er wel een risico op verspreiding van zaden vanuit de rand naar het perceel zelf. In meerjarige akkerranden beperkt de permanente begroeiing de overmatige groei van onkruiden, maar er kunnen nog steeds wel onkruiden opkomen (zoals ridderzuring) en tot bloei komen. Spuiten in een akkerrand is onwenselijk (en vaak ook niet toegestaan). Maaien en direct afvoeren van het maaisel of opnieuw aanleggen van de akkerrand zijn dan mogelijkheden om deze onkruiden tegen te gaan. Leg de rand indien mogelijk op een andere locatie, hierdoor wordt de kans op onkruiden verder verkleind. Echter is het maaien van akkerranden vaak beperkt waardoor onkruid soms al de kans heeft gehad om te bloeien, maar deze beperkingen verschillen per regio.

Overige

Akkerranden dragen bij aan het landschap en sommige regio’s staan zelfs bekend om de akkerranden (o.a. Oost-Groningen, Achterhoek en Zeeland). Het draagt bij aan recreatie, imago en waardering voor landschap en landbouw.

Vaak werken agrariërs samen met een collectief om een netwerk van akkerranden te maken, waardoor het effect op biodiversiteit en bepaalde doelsoorten (zoals patrijs of blauwe kiekendief) groter is.

Akkerranden worden niet bemest of bespoten. Bij akkerranden naast een sloot is hierdoor minder de afstroming van nutriënten en bestrijdingsmiddelen van het perceel naar het oppervlakte water. Een 3 meter brede akkerrand vermindert 95% van de afstroming van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar de sloot.

Wet- en regelgeving

Aan akkerranden en bufferstroken waar een vergoeding tegenover staat worden specifieke eisen gesteld. Vraag dit na bij het waterschap of agrarisch collectief in de regio. Verschillend per regio en aanvraag zijn er eisen voor de kruiden, het beheer, de breedte van de rand en de momenten van zaaien en maaien. Verder tellen akkerranden niet mee in de mestplaatsingsruimte of voor derogatie, omdat hier geen dieren op mogen worden geweid of dierlijke mest op mag worden verspreid.

  • Geen labels