3.2 Het informatiesysteem SynBioSys
De voorbije decennia is een groot aantal publicaties verschenen over de plantengroei in ons land en de beschrijving ervan in termen van plantengemeenschappen, samengevat in standaardwerken als De Vegetatie van Nederland (Schaminée et al. 1995-1998; Stortelder et al. 1999) en de Atlas van plantengemeenschappen in Nederland (Weeda et al. 2000-2005). Het was een logische stap de verzamelde informatie in een digitaal informatiesysteem bijeen te brengen en met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) tot nieuwe kennis te integreren (Schaminée et al. 2003; zie www.synbiosys.alterra.nl/synbiosys). Dit laatste gebeurt door het over elkaar leggen en analyseren van uiteenlopende kaartlagen. Over het kennisinstrument SynBioSys en haar toepassingen is een handzaam boekje verschenen, onder de titel Wegwijs in de natuur (Schaminée et al. 2013).
Deze naam SynBioSys is een afkorting van ‘syntaxonomisch biologisch systeem’, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het computerprogramma zich richt op het niveau van de levensgemeenschap en dat classificatiesystemen daarvoor een basis vormen. Het kennissysteem kent drie verschillende niveaus: de soort, de vegetatie en het landschap. Elk niveau heeft zijn eigen hiërarchische indeling, waarvan de eenheden binnen het systeem afzonderlijk of in samenhang met elkaar bevraagd kunnen worden.
|
Openingsscherm van het informatiesysteem SynBioSys |
Landelijke Vegetatie Databank
De ruggengraat van SynBioSys wordt gevormd door de Landelijke Vegetatie Databank (LVD; zie Hoofdstuk 2.2), waarin momenteel zo’n 700.000 vegetatiebeschrijvingen zijn opgenomen (Schaminée et al. 2013). Naast recente vegetatieopnamen betreft dit ruim 35.000 historische beschrijvingen, die dateren uit de periode vóór 1970 (zie Schaminée & Van ’t Veer 2000). De informatie van alle individuele opnamen wordt opgeslagen met behulp van het computerprogramma Turboveg, dat zowel in Nederland als daarbuiten de standaard is voor invoer en onderhoud van vegetatiekundige gegevens (Hennekens 1995; Hennekens & Schaminée 2001; www.synbiosys.alterra.nl/turboveg). Met dit computerprogramma kunnen tevens selecties worden gemaakt en bewerkingen uitgevoerd.
De verzamelde gegevens in de Landelijke Vegetatie Databank weerspiegelen ruim tachtig jaar vegetatiekundig onderzoek in ons land. Voor een uitgebreide toelichting op deze database verwijzen we naar het boekje Schatten voor de natuur (Schaminée et al. 2006).
Soorten
Op het niveau van de soort wordt veel kennis aangeboden door het systeem te linken aan websites en gegevensbestanden van particuliere gegevensorganisaties, zoals FLORON. Dit betreft onder andere verspreidingskaarten (www.verspreidingsatlas.nl) en foto’s. Niet alleen van vaatplanten, maar bijvoorbeeld ook van mossen, korstmossen, paddenstoelen en kranswieren.
Daarnaast is het mogelijk ecologische en andere interessante kennis te genereren op basis van het voorkomen van de individuele soorten in de vegetatietabellen. Zo kan voor iedere soort worden bepaald op welke standplaatsen zij bij voorkeur voorkomt, bijvoorbeeld wat betreft voedselrijkdom, zuurgraad en vochtvoorziening. Ook kan worden nagegaan in welke mate de soort in de afzonderlijke vegetatietypen voorkomt en wat dat betekent (Schaminée & Stortelder 2000). Zo kan een soort in een bepaalde plantengemeenschap heel veel voorkomen, maar daarvoor toch weinig indicatief zijn, terwijl omgekeerd een weinig frequente soort een hoge indicatiewaarde kan hebben. Een soort als Smalle weegbree (Plantago lanceolata) is in vrijwel alle opnamen van het Kalkgrasland (Gentiano-Koelerietum) aanwezig, maar heeft slechts een indicatiewaarde van 4%; een zeldzame soort als Kalkwalstro (Galium pumilum) heeft echter een indicatiewaarde van 57 % en een nog zeldzamere soort als Franjegentiaan (Gentianella ciliata) een indicatiewaarde van zelfs 100%. Laatstgenoemde soort komt in ons land volgens de tabellen dus alleen in Kalkgrasland voor.
|
Een deel van de informatie over soorten wordt afgeleid uit de voorhanden zijnde vegetatieopnamen van de desbetreffende soort. Zo blijkt Bolderik (Agrostemma githago) uitsluitend voor te komen in droge storingsmilieus met een voorkeur voor het Naaldenkervel-verbond (Caucalidion platycarpa). |
Vegetatie
Op het niveau van de vegetatie wordt kennis getoond en geïntegreerd over alle in ons land voorkomende plantengemeenschappen, zoals die zijn opgenomen in de Standaardlijst van Plantengemeenschappen van Nederland (Schaminée et al. 2017). Zo wordt van iedere plantengemeenschap uit ons land informatie gegeven over soortensamenstelling, ecologie, successie, zonering, verspreiding en natuurbeheer. En dit door middel van teksten, areaalkaarten, tabellen, foto’s, aquarellen, relevante literatuur en allerhande diagrammen.
We nemen als voorbeeld het Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum), een van de paradepaardjes van de natuurbescherming in ons land. Het verspreidingsbeeld van deze associatie laat zien dat het Blauwgrasland – in uiteenlopende gedaanten – voorkomt in verschillende landschappen, zowel op de Hogere zandgronden (beekdalen), in het Rivierengebied (kommen) als in het Laagveengebied (legakkers). Het is tevens mogelijk om op basis van de verspreiding van individuele soorten een schatting te presenteren van de plekken waar de gemeenschap vermoedelijk eveneens voorkomt, maar waarvan geen plantensociologische gegevens beschikbaar zijn. Van groot belang is dat in SynBioSys niet met zogenaamde ‘hardbakken’ beeldinformatie wordt gewerkt maar met bestanden van basisgegevens, die voortdurend aangevuld en verbeterd worden, zodat steeds de meest up-to-date verspreidingsbeelden bestudeerd kunnen worden.
Op het niveau van de vegetatie kan voor iedere plantengemeenschap informatie worden opgevraagd of gegeneerd over uiteenlopende onderwerpen. Zo toont dit scherm het voorkomen van individuele soorten (presentie en trouwgraad) in het Blauwgrasland. |
Landschap
Met betrekking tot het landschapsniveau wordt een analyse van het Nederlandse landschap gepresenteerd uitgaande van een hiërarchische indeling in fysisch-geografische regio’s, series en fysiotopen. Voorbeelden van fysisch-geografische regio’s zijn het Rivierengebied, het Duingebied, het Laagveengebied, de Hogere zandgronden en het Heuvelland. Fysiotopen zijn gedefinieerd als landschappelijke eenheden met een min of meer gelijke gesteldheid ten aanzien van klimaat, bodem en waterhuishouding. Ter verduidelijking lichten we hier kort de indeling van de fysisch-geografische regio Heuvelland toe. Binnen deze regio, die min of meer samenvalt met Zuid-Limburg, worden drie series onderscheiden, te weten ‘plateaus’, ‘hellingen’ en ‘dalen’. De serie hellingen is onderverdeeld in vier fysiotopen: ‘kalksteenwanden en kalksteenrichels’, ‘droge kalkrijke hellingen’, ‘droge kalkarme hellingen met het kalkgesteente ondiep in de ondergrond’ en ‘kalkarme löss- en groenzandhellingen’. Een fysiotoop is daarbij gedefinieerd als een landschappelijke eenheid die wordt gekenmerkt door een vaste set aan abiotische kenmerken met betrekking tot klimaat, geologie en bodem (De Waal 2007).
Voor ieder afzonderlijke fysiotoop wordt in woord en beeld ingegaan op de geologie, de bodemgesteldheid en de waterhuishouding. De landelijke verspreiding van het fysiotoop wordt getoond en de ligging in het landschap toegelicht. Er wordt een opsomming gegeven van de aanwezige plantengemeenschappen, waarbij de gemeenschappen die door het natuurbeleid als bijzonder waardevol worden aangemerkt, afzonderlijk zijn aangegeven. In een diagram wordt getoond hoe de verschillende plantengemeenschappen in onderling verband met elkaar staan, in termen van successie en vervanging. Van belangrijk geachte ontwikkelingstrajecten kan specifieke informatie worden opgevraagd, niet alleen over de veranderingen in de samenstelling van de vegetatie, maar ook over die in de populatie van broedvogels en dagvlinders.
Openingsscherm van het niveau Landschappen in SynBioSys, waarbij de indeling van de fysisch-geografische regio Heuvelland is ‘opengeklap’. |
Toepassingen
Naast een encyclopedisch gedeelte biedt SynBioSys, zoals hierboven al aangegeven, de mogelijkheid nieuwe kennis te genereren door het met elkaar verbinden van gegevensbestanden en de informatie ruimtelijk te presenteren én te analyseren door gebruik te maken van GIS. In het boekje Wegwijs in de natuur worden hiervan talloze voorbeelden gepresenteerd. Zo kunnen met behulp van Google maps de locaties in beeld worden gebracht waar een bepaalde plantengemeenschap voorkomt, en kunnen bijvoorbeeld de verspreidingspatronen van Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccos) en Veenbesblauwtje (Plebejus optilete) in samenhang met elkaar bestudeerd worden. Ook kunnen eigen gegevens in het systeem worden gekoppeld aan gegevens uit de algemeen beschikbare bestanden.
Een handige toepassing van GIS in SynBioSys is de mogelijkheid om van een willekeurig gebied de gegevens op te vragen zoals die in afzonderlijke bestanden zijn opgeslagen. Zo kan op een snelle en gemakkelijke manier inzicht worden verkregen in de biologische en landschappelijke kwaliteiten van het desbetreffende gebied. Als voorbeeld volgt hier een beknopte analyse van het natuurgebied De Bruuk bij Groesbeek. We selecteren het gebied en markeren de omtrekken ervan op de kaart, waarna bekeken kan worden welke landschapstypen, plantengemeenschappen en soorten hier voorkomen. Het natuurreservaat, met een oppervlakte van minder dan één km2, maakt landschappelijk deel uit van de Leemhoudende stuwwallen. De belangrijkste (meest gedocumenteerde) plantengemeenschappen zijn de Veldrus-associatie (Crepido-Juncetum acutiflori), het Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum) en de Associatie van Grote engelwortel en Moeraszegge (Angelico-Cirsietum oleracei). Het gebied is rijk aan bijzondere soorten, waaronder Vlozegge (Carex pulicaris), Moerasstreepzaad (Crepis paludosa) en Kleine valeriaan (Valeriana dioica). Desgewenst kunnen ook alle vegetatieopnamen worden opgevraagd om vervolgens een voor een te bekijken.
Verdieping
Schaminée, J.H.J., M.G.H. Bongers, H.A.M.M. van Loon & N.M. van Rooijen (2013, red.). Wegwijs in de natuur. Achtergronden, illustraties en toepassingen van het informatiesysteem SynBioSys. Alterra, Wageningen / Van Hall-Larenstein, Velp.
Schaminée, J.H.J., J.A.M. Janssen, R. Haveman, S.M. Hennekens, G.B.M. Heuvelink, H.P.J. Huiskes & E.J. Weeda (2006). Schatten voor de natuur. Achtergronden, inventaris en toepassingen van de Landelijke Vegetatie Databank. Uitgeverij KNNV.
Geciteerde literatuur
De Waal, R. (2007). Fysiotopen van Nederland. Een nieuwe standplaatsindeling op basis van abiotische kenmerken. Stratiotes 33-34: 14-24.
Hennekens, S.M. (1995). TURBO(VEG). Programmatuur voor invoer, verwerking en presentatie van vegetatiekundige gegevens. Gebruikershandleiding. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen.
Hennekens, S.M. & J.H.J. Schaminée (2001). TURBOVEG, a comprehensive data base management system for vegetation data. Journal of Vegetation Science 12: 589-591.
Schaminée, J.H.J. & S.M. Hennekens (2003). SynBioSys: de ontwikkeling van een biologisch informatiesysteem ten behoeve van natuurbeheer, natuurbeleid en natuurontwikkeling. Stratiotes 27: 28-37.
Schaminée, J.H.J., R. Haveman, P.W.F.M. Hommel, J.A.M. Janssen, I. de Ronde, P.C. Schipper, E.J. Weeda, K.W. van Dort & D. Bal (2017). Revisie Vegetatie van Nederland. Plantensociologische Kring Nederland. Uitgeverij Westerlaan, Lichtenvoorde.
Schaminée, J.H.J. & A.H.F. Stortelder (2000). De ene boterbloem is de andere niet. De sociologische indicatiewaarde van plantensoorten, toegelicht aan de hand van het geslacht Ranunculus. Stratiotes 20: 5-19.
Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder, E.J. Weeda & V. Westhoff (1995-1998). De Vegetatie van Nederland, deel 1-4. Opulus, Uppsala/Leiden.
Schaminée, J.H.J. & R. van ’t Veer (2000, red.). Honderd jaar op de knieën. De geschiedenis van de plantensociologie in Nederland. Opulus Press Nederland, Noordwolde.
Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel (1999). De Vegetatie van Nederland, deel 5. Opulus, Uppsala/Leiden.
Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée & L. van Duuren (2000-2005). Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland, deel 1-4. KNNV Uitgeverij, Utrecht.