Spring naar het einde van metadata
Ga nar het begin van metadata

Je bekijkt een oude versie van deze pagina. Bekijk de huidige versie.

Vergelijk met huidige Toon pagina geschiedenis

« Vorige Versie 8 Volgende »


Gewas: Appel, Peer, Pruim, Kers, Bes, zeer polyfaag


Wetenschappelijke naam: Clepsis spectrana

Groep: Insecten

 
 
Mot van koolbladroller, vrouwtjeRups van koolbladroller, donkerbruin met lichte wratten en haren
 

Grove verse snoepschade van onder andere koolbladroller


Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Herkenning

De koolbladroller is een algemeen voorkomend en wijdverspreid insect waarvan de rupsen schade kunnen aanrichten in uiteenlopende gewassen. Forse schade kan ontstaan aan bladeren, bloemen en de jonge vruchten.

De aangetaste jonge vruchten vallen vaak af bij de juni-rui. Bij minder ernstige vraatschade blijven grote verkurkte plekken achter bij de groei van de vrucht. De najaarsgeneratie veroorzaakt schade aan de bijna rijpe vruchten door, meestal onder een blad, kleine hapjes uit de vrucht te nemen, de zogenaamde snoepvreterij. Deze aangetaste vruchten zijn onverkoopbaar. Bovendien zijn de kleine wondjes invalspoort voor schimmels. De mot van de koolbladroller is ongeveer 1 cm lang, heeft okergele vleugels met donkere vlekken. Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje en heeft een minder warm-gele kleur. De eispiegel van de koolbladroller is geel. De rups is 18 tot 25 mm lang, chocoladebruin van kleur met witte wratten en witte haren. De kop en het halsschild zijn zwart.

Levenswijze

De koolbladroller heeft onder Nederlandse omstandigheden twee volledige en een gedeeltelijke derde generatie per jaar. Hij overwintert als rups in een spinsel op de boom. Overwinterde rupsen worden actief in maart/april en veroorzaken vraatschade aan de knoppen, bladeren, bloemen en jonge vruchten. Vanaf april vindt verpopping plaats en vanaf half mei verschijnen de motten. Dit gaat door tot half juli. Kort na het verschijnen van de motten vindt paring en eileg plaats. De eieren worden dakpansgewijs in een eispiegel op het blad gelegd, waardoor ze erg beschermd liggen. Na enkele weken kruipt het jonge rupsje uit het ei en spint zich in tussen twee blaadjes of een blaadje en een vruchtje. Het rupsje voedt zich met blad of neemt kleine hapjes uit de vrucht. Bij het uitgroeien van de vruchten ontstaat daar een kurkplekje op de schil. Vanaf juli vindt opnieuw verpopping plaats in een witte cocon ingesponnen tussen blaadjes. Vanaf augustus levert een deel van de rupsen een derde generatie op. Deze leggen opnieuw eieren die, meestal als gevolg van zomerse temperaturen snel uitkomen en opnieuw jonge rupsjes opleveren die kort voor de oogst schade aan de vruchten aanrichten, de zogenaamde snoepvreterij. Deze laatste rupsen overwinteren in een cocon in de boom.

Maatregelen

Voor een effectieve bestrijding van bladrollers is het nodig te weten welke bladrollersoorten voorkomen. Dit kan door middel van feromoonvallen worden vastgesteld. De voor insecticiden gevoelige stadia van de verschillende bladrollersoorten komen niet op hetzelfde moment voor, zodat vaak meerdere bespuitingen nodig zijn. Er zijn enkele goed werkende middelen beschikbaar tegen bladrollers. Informatie over de beschikbare middelen is te vinden in de gewasbeschermingsgids van de PD of op de digitale Gewasbeschermingskennisbank.



  • Geen labels