Vergroting van het aandeel grasland

Grondgebondenheid en een goede bodemkwaliteit zijn de basis voor de voervoorziening op natuurinclusieve melkveebedrijven. Het aantal GVE (GrootVeeEenheden) per hectare of melkproductie per hectare zegt iets over de grondgebondenheid. Ook het percentage eiwit van eigen land en de beweiding is een maat.

Eiwit is belangrijk voor het rantsoen van melkkoeien. Een groot deel van het eiwit in het voer is nu afkomstig uit gras en krachtvoergewassen, waaronder soja. Het percentage eiwit van eigen land hangt samen met biodiversiteit op het eigen melkveebedrijf.

Veel melkveebedrijven hebben grasland en bouwland (vaak snijmaïs). Om aan de eisen van derogatie te voldoen moeten bedrijven minimaal 80% grasland hebben en mogen ze maximaal 20 % bouwland hebben.

Grasland heeft een positief effect op de functionele agrobiodiversiteit. Grasland bouwt onder andere organische stof op, terwijl bouwland over het algemeen een dalend of licht stabiliserend effect heeft op het organische stofgehalte. Het organische stofgehalte in de bodem heeft effect op de bodembiodiversiteit en functionele biodiversiteit. Wanneer een bedrijf bouwland heeft, is het belangrijk dat het organische stofgehalte op peil blijft. Via een organische stofbalans op bouwland kan dit worden gemonitord, waarmee tevens een inschatting gemaakt kan worden van de bodembiodiversiteit.

Maatregelen