Gewas: Sierteelt
Wetenschappelijke naam: Tyrophagus spp
Groep: Mijten
Geen beeld beschikbaar.
© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo
De meerderheid van de Tyrophagus-soorten leeft in de grond. De mijten voeden zich met organisch materiaal en schimmels.
Stromijten behoren tot de familie van de Acaridae. Het zijn kleine spinnetjes. Onder normale omstandigheden veroorzaken ze geen enkele schade. De meest voorkomende soorten zijn: T. neiswanderi en T. putrescentiae.
Bij hoge temperaturen, voldoende voedsel en bij hoge luchtvochtigheden kunnen stromijten zich explosief vermeerderen. Niet alleen in de grond, maar ook op planten.
De naam 'stromijt' is afkomstig uit de komkommerteelt. In de strobalen (een ideaal groeimedium voor de mijten) die in deze teelt werden gebruikt, konden de mijten zich massaal vermeerderen. Vanuit de stro werden de komkommerplanten aangetast. De mijten prikken cellen in jonge, nog niet volgroeide, bladeren aan. Bij het uitgroeien van deze bladeren ontstaan gaatjes of grillig gevormde holtes.
In een aantal siergewassen zoals, gerbera en de potplanten anthurium, bromelia, kalanchoë, cyclaam en begonia, kan ook schade voorkomen.
Doordat de mijten in zachte plantendelen prikken ontstaan misvormingen. Bij kalanchoë worden groeipunten en stengels beschadigd, bij cyclamen de bloemen en bij begonia zowel blad- als bloemknoppen. Bij gerbera worden de lintbloemen aangetast. Deze schade is vergelijkbaar met de schade veroorzaakt door trips.
Tyrophagus spp. zijn kleine bolvormige mijten van 0,5 tot 1 mm groot. Op het achterlijf hebben ze opvallend lange haren. Ze zijn licht van kleur.
De levenscyclus bestaat, zoals bij veel andere mijten, uit vijf ontwikkelingsstadia: ei, larve, protonymf, deutonymf en volwassen mijt.
De volwassen vrouwtjes leven in kassen ongeveer 30 dagen en leggen in die periode circa 50 eieren.
Stromijten kunnen zich alleen handhaven bij hoge luchtvochtigheden, hoger dan 80%. De temperatuur moet dan liggen tussen 15ºC en 25ºC.
Stromijten kunnen chemisch worden bestreden met selectieve acariciden. Moeilijkheid bij het bestrijden van de mijten is de verscholen levenswijze, waardoor het lastig is de mijten te raken bij het uitvoeren van bespuitingen.
Over biologische bestrijding van deze mijten is weinig tot niets bekend. Mogelijk dat Hypoaspis-soorten (bodemroofmijten) en Amblyseius-soorten (roofmijten die op de planten voorkomen ter bestrijding van trips) een rol kunnen spelen bij de bestrijding van stromijten.