Biologische teelt begint bij bemesting, maar bemesting is niet het hele verhaal. In hoofdstuk 2 hebben gezien dat een gezonde, levende, bodem de basis van een biologisch bedrijf is. Het principe is altijd: de bodem voeden, niet de plant voeden. Vaak is het idee: vervang de kunstmest die je vroeger gebruikte door organische mest met dezelfde inhoud aan N, P en K, dan teel je biologisch. Dat idee klopt niet. Het is eerder omgekeerd: wat maakt de bodem op dit perceel, voor dat gewas, in een bepaald jaar(getijde) al mogelijk, en hoeveel aanvullende bemesting is daar dan nog voor nodig ? Zo ga je efficiënt om met de beschikbare mest en voorkom je uitspoeling van niet opgenomen meststoffen.
...
Maai-meststoffen zijn in het algemeen vlinderbloemigen (klavers, luzerne e.a.), vaak gras-klaver, die worden geteeld op het eigen bedrijf; deze worden gemaaid, evt. gehakseld en daarna als bemesting aangebracht op de teelt-percelen. De stikstof-levering uit maaimeststoffen kan aanzienlijk zijn: een perceel luzerne bij voorbeeld kan tot 400 kgN/ha/jaar binden; aangebracht als maai-meststof komt de N-levering ruim binnen het bereik van wat met drijfmest mogelijk zou zijn. maaiMaai-meststoffen kunnen ook worden gedroogd en verwerkt tot korrels/brokken, die in een volgend jaar als meststof kunnen worden ingezet. Uiteraard kost dit altijd een deel van de beschikbare grond, dat in dat jaar niet voor productie kan worden gebruikt, en . Dat kost dus een deel van de productie.
...