Biologische teelt begint bij bemesting, maar bemesting is niet het hele verhaal. In hoofdstuk 2 hebben gezien dat een gezonde, levende, bodem de basis van een biologisch bedrijf is. Het principe is altijd: de bodem voeden, niet de plant voeden. Vaak is het idee: vervang de kunstmest die je vroeger gebruikte door organische mest met dezelfde inhoud aan N, P en K, dan teel je biologisch. Dat idee klopt niet. Het is eerder omgekeerd: wat maakt de bodem op dit perceel, voor dat gewas, in een bepaald jaar(getijde) al mogelijk, en hoeveel aanvullende bemesting is daar dan nog voor nodig ? Zo ga je efficiënt om met de beschikbare mest en voorkom je uitspoeling van niet opgenomen meststoffen.
...
In stap 3 komen wel de regeltjes om de hoek kijken. De hoeveelheid via de mest aangevoerde N en P moet binnen de zg. gebruiksnormen voor N en P blijven. Deze gelden voor alle bedrijven (gangbaar en biologisch); daarnaast gelden enkele regels speciaal voor biologisch.
Er zijn drie gebruiksnormen:
- gebruiksnorm voor de hoeveelheid N uit alle soorten mest
- gebruiksnorm voor de hoeveelheid N uit dierlijke mest
- 9ebruiksnorm voor de hoeveelheid P uit alle soorten mest
Stikstofgebruiksnormen: er zijn gebruiksnormen voor N uit alle soorten mest per gewas/ha per grondsoort (klei - zand - veen - löss). Die hangen samen met de nutriëntenbehoefte en dus N-opname van de verschillende gewassen. De opgetelde normen voor het aantal ha. van de verschillende gewassen leveren op hoeveel N in totaal (voor het hele bedrijf) uit alle soorten mest mag worden aangevoerd. Zie hiervoor de tabel op de RVO-pagina Stikstofgebruiksnormen (Verdieping).
Gebruiksnorm N uit dierlijke mest: in totaal mag niet meer dan 170 kg. N per ha. per jaar uit dierlijke mest worden opgebracht. Voor de BD-landbouw gelden nog lagere normen: ten hoogste 112 kgN/ha voor akkerland, 170 kgN/ha voor tuinbouw en 96 kgN/ha voor fruitteelt. Let wel: deze normen gelden voor het bedrijf als geheel (dus; gemiddeld per ha. per jaarDie bepalen normen:
- norm 1: de hoeveelheid N uit dierlijke mest mag niet meer zijn dan 170 kg N/ha./jaar (wettelijk; geldt voor alle bedrijven). Let wel: deze norm geldt voor het bedrijf als geheel (dus; gemiddeld per ha. per jaar). De BD-landbouw houdt een lagere grens aan: 112 kgN/ha./jaar voor akkerland, 170 kgN/ha voor tuinbouw en 96 kgN/ha voor fruitteelt.
- norm 2: de gebruiksnormen voor N en P. De totale hoeveelheid N en P uit alle bronnen (-na-levering, organische mest, mineraal) moet binnen deze gebruiksnormen voor N en P blijven. Deze gelden voor alle bedrijven (gangbaar en biologisch); daarnaast gelden enkele regels speciaal voor biologisch.
Er zijn twee gebruiksnormen:
- gebruiksnorm voor de hoeveelheid N uit alle soorten mest
- Gebruiksnorm voor de hoeveelheid P uit alle soorten mest
Gebruiksnormen N uit alle soorten mest: er zijn gebruiksnormen voor N uit alle soorten mest per gewas/ha per grondsoort (klei - zand - veen - löss). Die hangen samen met de nutriëntenbehoefte en dus N-opname van de verschillende gewassen. De opgetelde normen voor het aantal ha. van de verschillende gewassen leveren op hoeveel N in totaal (voor het hele bedrijf) uit alle soorten mest mag worden aangevoerd. Zie hiervoor de tabel op de RVO-pagina Stikstofgebruiksnormen (Verdieping).
Als de totale gebruiksruimte voor N (berekend per gewas per ha.: norm 12) voor het bedrijf als geheel (alle ha.) hoger is dan wat uit dierlijke mest mag worden aangevoerd (norm 2.1) dan kan er een tekort aan N ontstaan. De biologische landbouwer kan immers niet aanvullen met anorganische N (kunstmest). Maar let wel: je moet dan eerst uitrekenen wat uit (na)levering uit de bodem beschikbaar komt (stap 1). Vooral een voorteelt of groenbemester met vlinderbloemigen kan veel N opleveren. Ook kun je variëren met meer en minder vragende gewassen, die je meer of minder mest geeft (de norm van 170 kgN/ha geldt immers voor het hele bedrijf). Door meer en minder vragende teelten af te wisselen kan voor de veel vragende teelten toch meer worden gegeven; zie bij Stap 1. Omdat in de biologische teelt in het algemeen ook van een lagere N-behoefte wordt uitgegaan dan in de gangbare (zie bij Stap 2) kunnen zo N-tekorten worden voorkomen.
...