Biologische teelt begint bij bemesting, maar bemesting is niet het hele verhaal. In hoofdstuk 2 hebben gezien dat een gezonde, levende, bodem de basis van een biologisch bedrijf is. Het principe is altijd: de bodem voeden, niet de plant voeden. Vaak is het idee: vervang de kunstmest die je vroeger gebruikte door organische mest met dezelfde inhoud aan N, P en K, dan teel je biologisch. Dat idee klopt niet. Het is eerder omgekeerd: wat maakt de bodem op dit perceel, voor dat gewas, in een bepaald jaar(getijde) al mogelijk, en hoeveel aanvullende bemesting is daar dan nog voor nodig ? Zo ga je efficiënt om met de beschikbare mest en voorkom je uitspoeling van niet opgenomen meststoffen.
...
Biologische kwaliteit meststoffen: voor de biologische landbouw geldt de (wettelijke) norm dat aangevoerde mest voor minstens 65% van een biologisch bedrijf afkomstig is. Dat percentage zal de komende jaren stapsgewijs worden verhoogd. Daarbij geldt wel de eis: alleen gangbare mest van bedrijven met weidegang of uitloop, dus niet uit de intensieve veehouderij (voor de meer precieze regels zie de SKAL-pagina Voorwaarden teelt, Meststoffen in de Verdieping bij par. 2.2). Voor de BD-landbouw geldt: voor 100% van biologische of BD-herkomst. Uitgangspunt is kringloop-landbouw, en dan vooral de kringloop binnen de biologische keten. Er is op dit moment echter nog niet voldoende dierlijke mest uit de biologische veehouderij beschikbaat voor een 100%-norm voor de hele bio-landbouw. Aanvoer van mest van een gangbaar bedrijf betekent insleep van residuen van bestrijdingsmiddelen, onder meer in het gebruikte stro, en van antibiotica, ontwormingsmiddelen e.d.. Liever niet, dus, tenzij het echt niet anders kan.
...