In de bodem leven veel verschillende organismen: schimmels insecten, mijten, regenwormen, potwormen, aaltjes. Al die organismen hebben invloed op de groei van planten: op grassen in weiland, op akkerbouwgewassen akkerbouwgewassen of bomen en struiken. Ze zorgen dat de structuur van de bodem verbetert. De bodem wordt beter doorwortelbaar voor planten. De bodemorganismen breken bovendien plantenresten en andere organische stof af tot voedingsstoffen en organische stof . En die organische stof zorgt er voor dat de bodem voedingsstoffen en water beter vasthoudt voor het gewas. Daarnaast kunnen bodemorganismen het optreden van bodemziekten onderdrukken. Sommige schimmels – de mycorrhiza’s – stimuleren de groei van planten. Ze leven samen met planten en zorgen dat ook dat voedingsstoffen beter beschikbaar komen. Dat Het bodemleven is indirect ook van invloed op andere dieren: veel weidevogels voeden zich met bodemorganismen. Weidevogels zijn daarom gebaat bij een gezonde bodem.
...
Het aantal soorten bodemorganismen en de hoeveelheid bodemleven of de bodembiodiversiteit verschilt per grondsoort en gebruikstype van het land. Grasland op klei en veen bevat meer bodemleven dan grasland op zandgrond. In kleigrond vind je meer bacteriën, in de lossere zandgrond vind je meer bijvoorbeeld meer springstaarten en mijten bijvoorbeeld. Omdat grondbewerking het bodemleven schaadtverstoort, is de bodembiodiversiteit in grasland hoger dan op akkerland.
Het bodemleven kun je op veel manieren beïnvloeden:
- Bemesting De aanvoer van organische stof heeft een grote invloed. Organische mest stimuleert , compost en gewasresten stimuleren de opbouw van bodemleven, o.a. meer bacteriën, schimmels en regenwormen. Bovendien zorgt dat er voor ervoor dat het organisch stofgehalte van de grond toeneemt, wat weer zorgt voor een betere structuur, en het vasthouden van water en voedingsstoffen.
- Grondbewerking. Hoe vaker en dieper je de grond bewerkt, hoe sterker je het bodemleven verstoort. Voor de opbouw van een gezonde bodem is het daarom zinvol grasland minder vaak te scheuren. Je kunt als akkerbouw niet-kerende grondbewerking toepassen . Je bewerkt de bodem dan niet dieper dan 12 cm met spitmachine of cultivator.
- Verhoging van het organische stofgehalte. Naast organische mest kun je ook werken met compost of groenbemesters.
- of minder diep ploegen. Grondwaterstand. Door het waterpeil te verlagen, warmen bodems sneller op waardoor de grasgroei eerder begint, of je eerder het land op kunt met landbouwmachines. Maar een laag waterpeil zorgt er ook voor dat regenwormen dieper de grond in gaan. Weidevogels zijn daar niet bij gebaat.Bodemverdichting kan het bodemleven negatief beïnvloeden. Door met te zware machines op het land te rijden, zeker als het te nat is, kun je de structuur van bodems bederven. Je ziet dat op kopakkers of wendakkers.
Filmpje: Kennisclip integraal Bodembeheer
...