Versies vergeleken

Sleutel

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Formattering is gewijzigd.

...

Paneel
bgColor#fcffcf

Glycerol is afgebeeld in een roze wolk en de blauwe wolken zijn de vetzuren. Een vetzuur is opgebouwd uit een keten van koolstofatomen (koolstof = C) met een zuurgroep(O=C-OH) op het einde. De eigenschappen van een vetzuur worden voornamelijk bepaald door de eigenschappen van de koolstofketen ("de staart").

Figuur 4. Verzadigd vetzuur

 Zo kan er onder andere onderscheid gemaakt worden tussen verschillende lengtes van de koolstofketen en het feit of de koolstofketen dubbele bindingen heeft tussen de individuele koolstofatomen. Normaal gesproken zitten alle koolstofatomen in een lange keten zonder dubbele bindingen tussen de individuele koolstofatomen. Men noemt dit een verzadigd vetzuur.

Als er tussen individuele koolstofatomen een dubbele binding aanwezig is wordt het vetzuur onverzadigd genoemd. Ketens kunnen één of meerdere dubbele bindingen bevatten, dit worden de enkelvoudig en meervoudig onverzadigde vetzuren genoemd.

Het voorbeeld van een onverzadigd vetzuur vertoont een knik op de plek van de dubbele binding in de koolstofketen, een meervoudig onverzadigde vetzuur laat meerdere knikken zien. Dit is echter niet altijd het geval. Bij een dubbele binding kan de dubbele binding zowel in een knik-vorm voorkomen (wat een cis-binding wordt genoemd) maar ook in een relatief rechte vorm (wat een trans-binding wordt genoemd), zie figuur 5 voor een voorbeeld hiervan.

Figuur 5. Enkelvoudig onverzadigd vetzuur


Image RemovedImage Added

Figuur 6. De vorm (configuratie) van een dubbele binding kan zowel trans (A) als cis (B) zijn. Zo'n 70% van het melkvet bestaat uit verzadigde vetzuren en 30% uit onverzadigde vetzuren. In tabel 4 is een overzicht te vinden van zowel de lengte van de koolstofketens als het aantal dubbele bindingen in de verschillende vetzuren.

Tabel 4. Vetzuursamenstelling van melkvet

...

Paneel
bgColor#7dafff

Als er meer water aan de melk is toegevoegd stijgt het vriespunt van bijvoorbeeld - 0,54 naar - 0,51 °C.

pH.
De pH van melk is vergelijkbaar met die van water. De pH geeft de zuurtegraad aan van een product. De score voor de pH varieert van 1 tot 14. 1 is heel zuur, 14 betekent niet zuur (basisch). Bijvoorbeeld citroensap heeft een pH van 2 en yoghurt een pH van 4,4. Melk heeft een pH van 6,7, dit is vrijwel neutraal. Neutraal wil zeggen dat een product niet zuur, maar ook niet basisch is. Karnemelk is  veelal aangezuurde melk waaruit het vet is verwijderd. Zuur kan positief zijn als het gaat om bepaalde stammen melkzuurbacteriën (men spreekt ook wel van reincultures). Dus karnemelk of yoghurt ontstaat uit bepaalde reincultures van melkzuurbacterien. Zijn er andere bacteriën in het spel, dan spreken we van bedorven melk omdat we die niet lekker vinden.

Onverzadigde vetzuren.
Dat melk gezond is, dat is al langer bekend. Toch kan het gezonder. Tegenwoordig willen mensen in de strijd tegen overgewicht en hart- en vaatziekten minder verzadigde vetzuren binnen krijgen via de voeding. In melk zitten verzadigde, maar ook onverzadigde vetzuren. Verzadigde vetten zijn niet gezond. Onverzadigde vetzuren zijn wel gezond. Voorbeelden van onverzadigde vetzuren zijn CLA's (geconjungeerd linoleenzuur) Hoe hoger dit gehalte, hoe gezonder voor de mens. Het gehalte aan linoleenzuur (omega-3) is te beïnvloeden door de voeding van dieren. Zo werken oliehoudende zaden (sojaschroot, lijnzaad), klaver en vers gras positief op het CLA-gehalte in de melk. Snijmaïs werkt zeer negatief op dit gehalte.

...

Lactatiestadium
De lactatiecurve in de figuur hiernaast laat zien dat een koe vlak na het afkalven niet dezelfde hoeveelheid melk, vet en eiwit geeft vergeleken met een koe van twee maanden in lactatie.

Image Added

Figuur 9. Lactatiecurve: melkgift kg/dag (1), vetpercentage (2), eiwitpercentage (3)

Genetische factoren
Verschillende koeienrassen hebben een verschillende melksamenstelling. Zo geven Jersey- en MRY-koeien melk met een hoger vet- en eiwitgehalte, vergeleken met Holstein Friesian-koeien. HF is het meest voorkomende melkveeras in Nederland. Binnen het Holstein ras is er ook variatie in eigenschappen als melksamenstelling en melkproductie, die door de veehouder verbeterd kunnen worden door selectie van de juiste ouders.

...

Gezondheid
Mastitis en kreupelheid zijn voorbeelden van ziekten die invloed hebben op de melkgift. De melk van koeien met mastitis mag niet geleverd worden omdat de kwaliteit hiervan te laag is (zie hoofdstuk 6).

Andere factoren. 
Onder andere het klimaat, twee of drie keer op een dag melken hebben ook invloed op de melkgift en melksamenstelling.

Een koe kan veel verschillende soorten voer krijgen, variërend van ruwvoer tot krachtvoer. In de pens van de koe wordt dit voer door bacteriën afgebroken. Hierbij helpt het herkauwen: het voer komt vanuit de pens terug in de bek waar het nogmaals fijngemalen wordt en gemengd met speeksel. Dit komt de vertering van het voer ten goede. Nadat het voer is afgebroken door bacteriën in de pens komt het voer in de volgende 3 magen en het maagdarmkanaal, waarbij de afbraak wordt voortgezet en de voedingsstoffen uiteindelijk in het bloed worden opgenomen.

Image Added

Figuur 10. Vertering voer in de pens (1) en in het darmkanaal (2)

Bovenstaand figuur geeft een weergave van de vertering van voer door de koe. Voer wordt in de pens (1) en het darmkanaal (2) verteerd en voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed.

 


MelksamenstellingMelksamenstelling

Omhoog

Verdiepingsstof

Paneel
bgColor#ffffc4

1.8.1 Voeding en melksamenstelling


Melkeiwit
In gras zit veel eiwit. Maar hoe maakt een koe uit dit gras nu hoogwaardig melkeiwit? Dit eiwit kunnen we opdelen in onbestendig (pensverteerbaar) en bestendig (darmverteerbaar) eiwit. Eiwitten kunnen bestaan uit wel 20 verschillende aminozuren. De aminozuren kun je opdelen in essentiële en niet essentiële aminozuren. De essentiële aminozuren moeten uit het voer gehaald worden, omdat de koe deze onvoldoende zelf kan aanmaken. Aan deze essentiële aminozuren heeft een koe dus het eerst een tekort. Een voorbeeld van essentiële aminozuren zijn lysine en methionine.
In het tabellenboek veevoeding kun je van elk product aflezen hoe hoog de waarde aan aminozuren is. Zowel bestendig als onbestendig eiwit draagt bij de aan de eiwitproductie. Let op: als er een tekort aan energie is op darmniveau dan gaat de koe eiwit gebruiken als energiebron. Dit heeft tot gevolg dat er minder eiwit beschikbaar is voor het eiwitgehalte in de melk. 

Melkvet
De melkvetproductie hangt heel erg samen met de afbraak van voer. 90% van de melkvetproductie komt voort uit het (ruw)voer en 10% komt van het lichaamsvet van een koe. Dit lichaamsvet heeft een koe ook weer aangemaakt uit voer. Koolhydraten (=suikers, zetmeel en ruwe celstof) worden afgebroken in de pens. Bij de afbraak van koolhydraten komen verschillende zuren vrij, die zorgen voor de melkvetproductie. Zo heb je azijnzuur, boterzuur en propionzuur. De verhouding in de pens tussen deze zuren is normaal 65% azijnzuur, 20% propionzuur en 15% boterzuur. Azijnzuur komt vrij bij de afbraak van de celwanden die voor de structuur in de plant zorgen. Van azijnzuur maakt een koe melkvet en lichaamsvet. 

Ruwvoer
Ruwvoer is gedefinieerd als veevoer dat afkomstig is van vegetatieve (= zonder zaad) plantendelen zoals stengels en bladeren. Voorbeelden van ruwvoer zijn vers gras, kuilvoer, hooi en andere plantaardige gewassen. Een laag nutriënt- en energiegehalte is kenmerkend voor ruwvoer. Ruwvoer bevat veel vezels. Ruwvoer is over het algemeen goedkoop en wordt in veel gevallen door de boer zelf verbouwd. Een hoge kwaliteit ruwvoer is fundamenteel voor een hoge melkopbrengst en is essentieel voor penswerking, de microben en de juiste pH in de magen van herkauwers. 

Vers gras
Veel grasland bestaat voornamelijk uit Engels raaigras of zijn mengsels van beemdlangbloem, veldbeemgras, timothee en witte of rode klaver. Vers gras is goed verteerbaar voor de koe en levert relatief veel onverzadigd vet. Vers gras kan ook gemaaid worden door de melkveehouder om in te kuilen. 

Kuilvoer
Vroeger was hooi een belangrijk ruwvoer voor koeien in de winter. Tegenwoordig is inkuilen de gebruikelijke methode. Hierbij wordt in het groeiseizoen onder andere gras en maïs geoogst en ingekuild, zodat dit in de winter aan de koeien gegeven kan worden. Kuilgras is veel vochtiger maar wordt geconserveerd door de lage pH. De lage pH en zuurstofloze condities voorkomen de groei van schimmels in de kuil. Boterzuurbacterien kunnen onder bepaalde omstandigheden ook groeien in de kuil, bijvoorbeeld omdat het erg nat materiaal is. De sporen van boterzuurbacteriën overleven pasteurisatie in kaasmelk en kunnen tijdens de rijping van kaas voor ongewenste gasvorming zorgen. 

Krachtvoer
Krachtvoer is uitermate geschikt als bron voor energie en eiwit. Voorbeelden van energierijk voer zijn gerst, tarwe, maiskorrels, citruspulp, melasse, suikerbietenpulp, cassave of tapioca. Bijproducten na de productie van spijsolie uit onder andere soja, koolzaad, palmpitten en zonnebloempitten worden in brok geperst en dienen als eiwitbronnen. Er worden aan brok ook vitamines en mineralen in poedervorm worden toegevoegd. 

Voersamenstelling
Een koe heeft water en energie nodig. Energie zit vooral in vet, eiwit en koolhydraten. Zoogdieren kunnen bijna geen energie uit vezels halen. Bacteriën in de pens van de koe kunnen dat wel. Een koe verbruikt meer dan 130 liter water op een dag. Het is nodig voor een goede doorstroming in de pens en de aanmaak van melk. Hoeveel eiwit een voer bevat valt te bepalen door het ruw eiwitgehalte vast te stellen. Het percentage eiwit in voer varieert tussen 5% (tropische gewassen) en 20% (goede kwaliteitsgroenten). Jong vers gras bevat ongeveer 18% ruw eiwit. Vet maakt voor ongeveer 6% deel uit van het rantsoen van koeien. Er zitten erg veel koolhydraten in het voer van koeien (50 tot 85% in de drogestof).

1.8.2 Vertering


Afbraak van koolhydraten
Koolhydraten zijn onder te verdelen in ruwe celstof en overige koolhydraten. Overige koolhydraten zijn suikers (lactose) en zetmeel (polysachariden) en ruwe celstof zijn vezels (hemicellulose en cellulose). Cellulose en hemicellulose zorgen voor de structuur en stevigheid van planten. Vezels zijn voor mensen en koeien onverteerbaar maar voor bacteriën in de pens van herkauwers niet. Voldoende vezels in de voeding van de koe zorgen voor penswerking. Er zitten veel vezels in ruwvoer zoals gras, kuilvoer en luzerne. Vezelrijk voer stimuleert de penswerking. Zetmeel is zowel voor mensen als herkauwers snel verteerbaar. Voert men veel zetmeel (aardappelen, maïs of suikerbieten) dan zal de zuurgraad in de pens dalen. Dit wordt veroorzaakt doordat micro-organismen de snel verteerbare koolhydraten zoals zetmeel omzetten in een grote concentratie zuren. De micro-organismen die vezels verteren worden minder actief bij deze toegenomen zuurgraad (ze raken "verlamd").