Verdiepingsstof1.8.1 Voeding en melksamenstelling Melkeiwit In gras zit veel eiwit. Maar hoe maakt een koe uit dit gras nu hoogwaardig melkeiwit? Dit eiwit kunnen we opdelen in onbestendig (pensverteerbaar) en bestendig (darmverteerbaar) eiwit. Eiwitten kunnen bestaan uit wel 20 verschillende aminozuren. De aminozuren kun je opdelen in essentiële en niet essentiële aminozuren. De essentiële aminozuren moeten uit het voer gehaald worden, omdat de koe deze onvoldoende zelf kan aanmaken. Aan deze essentiële aminozuren heeft een koe dus het eerst een tekort. Een voorbeeld van essentiële aminozuren zijn lysine en methionine. In het tabellenboek veevoeding kun je van elk product aflezen hoe hoog de waarde aan aminozuren is. Zowel bestendig als onbestendig eiwit draagt bij de aan de eiwitproductie. Let op: als er een tekort aan energie is op darmniveau dan gaat de koe eiwit gebruiken als energiebron. Dit heeft tot gevolg dat er minder eiwit beschikbaar is voor het eiwitgehalte in de melk.
Melkvet De melkvetproductie hangt heel erg samen met de afbraak van voer. 90% van de melkvetproductie komt voort uit het (ruw)voer en 10% komt van het lichaamsvet van een koe. Dit lichaamsvet heeft een koe ook weer aangemaakt uit voer. Koolhydraten (=suikers, zetmeel en ruwe celstof) worden afgebroken in de pens. Bij de afbraak van koolhydraten komen verschillende zuren vrij, die zorgen voor de melkvetproductie. Zo heb je azijnzuur, boterzuur en propionzuur. De verhouding in de pens tussen deze zuren is normaal 65% azijnzuur, 20% propionzuur en 15% boterzuur. Azijnzuur komt vrij bij de afbraak van de celwanden die voor de structuur in de plant zorgen. Van azijnzuur maakt een koe melkvet en lichaamsvet. Ruwvoer Ruwvoer is gedefinieerd als veevoer dat afkomstig is van vegetatieve (= zonder zaad) plantendelen zoals stengels en bladeren. Voorbeelden van ruwvoer zijn vers gras, kuilvoer, hooi en andere plantaardige gewassen. Een laag nutriënt- en energiegehalte is kenmerkend voor ruwvoer. Ruwvoer bevat veel vezels. Ruwvoer is over het algemeen goedkoop en wordt in veel gevallen door de boer zelf verbouwd. Een hoge kwaliteit ruwvoer is fundamenteel voor een hoge melkopbrengst en is essentieel voor penswerking, de microben en de juiste pH in de magen van herkauwers. Vers gras Veel grasland bestaat voornamelijk uit Engels raaigras of zijn mengsels van beemdlangbloem, veldbeemgras, timothee en witte of rode klaver. Vers gras is goed verteerbaar voor de koe en levert relatief veel onverzadigd vet. Vers gras kan ook gemaaid worden door de melkveehouder om in te kuilen. Kuilvoer Vroeger was hooi een belangrijk ruwvoer voor koeien in de winter. Tegenwoordig is inkuilen de gebruikelijke methode. Hierbij wordt in het groeiseizoen onder andere gras en maïs geoogst en ingekuild, zodat dit in de winter aan de koeien gegeven kan worden. Kuilgras is veel vochtiger maar wordt geconserveerd door de lage pH. De lage pH en zuurstofloze condities voorkomen de groei van schimmels in de kuil. Boterzuurbacterien kunnen onder bepaalde omstandigheden ook groeien in de kuil, bijvoorbeeld omdat het erg nat materiaal is. De sporen van boterzuurbacteriën overleven pasteurisatie in kaasmelk en kunnen tijdens de rijping van kaas voor ongewenste gasvorming zorgen. Krachtvoer Krachtvoer is uitermate geschikt als bron voor energie en eiwit. Voorbeelden van energierijk voer zijn gerst, tarwe, maiskorrels, citruspulp, melasse, suikerbietenpulp, cassave of tapioca. Bijproducten na de productie van spijsolie uit onder andere soja, koolzaad, palmpitten en zonnebloempitten worden in brok geperst en dienen als eiwitbronnen. Er worden aan brok ook vitamines en mineralen in poedervorm worden toegevoegd. Voersamenstelling Een koe heeft water en energie nodig. Energie zit vooral in vet, eiwit en koolhydraten. Zoogdieren kunnen bijna geen energie uit vezels halen. Bacteriën in de pens van de koe kunnen dat wel. Een koe verbruikt meer dan 130 liter water op een dag. Het is nodig voor een goede doorstroming in de pens en de aanmaak van melk. Hoeveel eiwit een voer bevat valt te bepalen door het ruw eiwitgehalte vast te stellen. Het percentage eiwit in voer varieert tussen 5% (tropische gewassen) en 20% (goede kwaliteitsgroenten). Jong vers gras bevat ongeveer 18% ruw eiwit. Vet maakt voor ongeveer 6% deel uit van het rantsoen van koeien. Er zitten erg veel koolhydraten in het voer van koeien (50 tot 85% in de drogestof). 1.8.2 Vertering Afbraak van koolhydraten Koolhydraten zijn onder te verdelen in ruwe celstof en overige koolhydraten. Overige koolhydraten zijn suikers (lactose) en zetmeel (polysachariden) en ruwe celstof zijn vezels (hemicellulose en cellulose). Cellulose en hemicellulose zorgen voor de structuur en stevigheid van planten. Vezels zijn voor mensen en koeien onverteerbaar maar voor bacteriën in de pens van herkauwers niet. Voldoende vezels in de voeding van de koe zorgen voor penswerking. Er zitten veel vezels in ruwvoer zoals gras, kuilvoer en luzerne. Vezelrijk voer stimuleert de penswerking. Zetmeel is zowel voor mensen als herkauwers snel verteerbaar. Voert men veel zetmeel (aardappelen, maïs of suikerbieten) dan zal de zuurgraad in de pens dalen. Dit wordt veroorzaakt doordat micro-organismen de snel verteerbare koolhydraten zoals zetmeel omzetten in een grote concentratie zuren. De micro-organismen die vezels verteren worden minder actief bij deze toegenomen zuurgraad (ze raken "verlamd").
Afbraak van eiwitten In de pens van koeien worden de eiwitten uit het voer afgebroken tot aminozuren. Deze aminozuren worden vervolgens weer gebruikt als bouwstenen voor eiwitten door de bacteriën. Verder kan een deel van het eiwit worden omgezet in onder andere ammonium (NH4+). Sommige bacteriën in de pens kunnen deze ammonium wel gebruiken voor de aanmaak van eiwitten. De koe kan op twee manieren eiwitten uit het voer halen. Ten eerste uit micro-organismen zelf. Ten tweede uit eiwitten die niet door de micro-organismen zijn afgebroken en de pens zijn gepasseerd zonder dat deze zijn verteerd door organismen. De koe neemt echter het efficiëntst eiwitten op die gevormd zijn door micro-organismen. Als de inname van energierijk voer te laag is (te veel vezels) kan ammonium niet volledig worden omgezet in nieuwe eiwitten in het micro-organisme. Ammonium wordt dan omgezet in ureum (=2(NH2)CO - zie figuur 11) in de lever van de koe. Dit kan vervolgens weer leiden tot milieuvervuiling of een hoog gehalte aan ureum in de melk. 
Figuur 11. Afbraak van vetten Vet is in grote hoeveelheid aanwezig in de bonen en zaden van soja, koolzaad en lijnzaad. Het is ongebruikelijk om koeien veel vetrijk voedsel te geven. Vetrijk voedsel zorgt voor een afname in de afbraak van vezelrijke koolhydraten door micro-organismen in de pens. Veel grassoorten bevatten tussen de 4% en 6% vet. De lengte van deze vetzuren varieert tussen de 16 en 18 C-atomen. Zo'n 60% van alle vetzuren in gras is onverzadigd. De helft van al vetzuren in gras bestaat uit C:18:3, linoleenzuur. Nadat de vetzuren zijn losgemaakt van glycerol worden in de pens onverzadigde vetzuren omgezet in meer verzadigde vetzuren. Dit proces wordt biohydrogenatie genoemd. Bacteriën in de pens zijn hiervoor verantwoordelijk. Melkvorming Nadat het voer verteerd is worden de voedingsstoffen opgenomen in het bloed. Via het bloed worden de voedingsstoffen getransporteerd naar de uier, waar de melk gemaakt wordt. Vetaanmaak Het rantsoen van koeien bevat gemiddeld minder dan 6% vet. Wel wordt er veel azijnzuur en boterzuur gevormd bij de vertering van koolhydraten in de pens. Via de darm komen deze vetzuren in het bloed terecht. De melkvormende cellen ontrekken de vetzuren aan het bloed. In de uier worden de korte vetzuren (azijnzuur en boterzuur) gebruikt om vet aan te maken. Hierbij worden vetzuren aangemaakt tot en met een lengte van 16 koolstofatomen (zie tabel 3). Ook glucose kan gebruikt worden als energiebron voor synthese (=aanmaak) van vetzuren en als basismolecuul voor glycerol. Lange verzadigde vetzuren zoals C16:0/C18:0 en onverzadigde vetzuren als linolzuur en linoleenzuur worden uit het bloed opgenomen. Vervolgens worden zowel de nieuw gemaakte als opgenomen vetzuren weer aan glycerol vast gemaakt. Eiwitaanmaak Vrijwel alle eiwitten in melk zoals caseïne en wei-eiwitten wordt in de uier aangemaakt. In de pens en het darmkanaal van koeien worden eiwitten afgebroken. De aminozuren worden in de het darmkanaal in het bloed opgenomen. Uit het bloed worden aminozuren opgenomen door de melkvormende cellen in de uier. De aminozuren komen in de uiercellen terecht en worden daar vervolgens gevormd tot bijvoorbeeld caseïne moleculen. Lactoseaanmaak De concentratie van lactose in de melk is nauwelijks te beïnvloeden. Sommige koeien geven melk met iets meer lactose dan andere koeien, maar de verschillen zijn er klein. In de uier wordt veel glucose opgenomen uit het bloed. Een deel van deze glucose wordt gebruikt om lactose te produceren in de melkvormende cellen. Als het lactosegehalte in de melk lager is dan 4,6% heeft de koe meestal een energietekort oftewel ze heeft slepende melkziekte. |